Deze website wordt niet meer bijgewerkt.
Ik blijf echter schrijven over arbeidsongeschiktheid.
Op www.maok.nl kunt u mijn nieuwe artikelen vinden
 
 
Zoeken naar
 
 
 

Behandelaar en bedrijfsarts oneens; wie bepaalt?


De bedrijfsarts is een onafhankelijk arts. Net als de verzekeringsarts is hij deskundig wat betreft het beoordelen van de belastbaarheid van werknemers. Hij heeft geen hiërarchische relatie met behandelend artsen en kan dus voorbij gaan aan het oordeel van een behandelaar.

 

Een bedrijfsarts kan zelf onderzoek –laten- doen en observeert de werknemer, hij is echter voor een groot deel afhankelijk van informatie van derden. Op basis van een weging van de verzamelde gegevens, komt hij tot een oordeel.

Als de behandelaar een oordeel geeft over de medische situatie betrekt hij dat in zijn oordeel, geeft de behandelaar een oordeel over de geschiktheid van het werk, dan zal hij dat oordeel niet hoeven meewegen. De behandelaar begeeft zich op zijn vakgebied. Een bedrijfsarts zal echter in veel gevallen motiveren waarom hij het oordeel over werk passeert als dat het geval is, zodat er een transparante situatie ontstaat waarin de werknemer en werkgever weten waar ze aan toe zijn. Voor de werknemer is het immers een complex probleem. Zijn behandelaar is vaak zijn vertrouwenspersoon terwijl de door zijn werkgever ingeschakelde bedrijfsarts veelal gezien wordt als een keuringsarts in dienst van zijn werkgever.

 

Er zijn richtlijnen van de KNMG voor de wijze waarop een behandelaar als bijvoorbeeld de huisarts, al dan niet desgevraagd, kan adviseren aan een deskundige als de bedrijfsarts, zie het kader. Op basis van die richtlijn dient hij zich van een oordeel over geschiktheid voor werk te onthouden. Hoe de paaltjes ook geslagen zijn, de werknemer kan door deze scheiding in een lastige situatie terechtkomen. Het is daarom goed dat bedrijfsarts en behandelaar in dergelijke situaties met elkaar overleggen, dan wel hun oordeel afstemmen.

 

In dossiers en in uitspraken van rechters proef je wel eens een –competentie- strijd tussen artsen van de verschillende disciplines die niet door inhoud of overleg oplosbaar is gebleken, en de werknemer in tweestrijd brengt. Deskundigen van de rechtbank of door arbodiensten ingeschakeld, zijn meestal behandelend arts met een specialisatie, bijvoorbeeld een neuroloog, psychiater of orthopeed. Ze beperken zich niet altijd tot het medische oordeel op hun vakgebied maar laten zich ook wel eens uit over de geschiktheid voor het werk, soms ook op basis van een ongelukkig gekozen vraagstelling. Rechters wijzen hun oordeel over de passendheid van werk niet altijd van de hand zo blijkt uit jurisprudentie (nummers in het kader) zoals van de Hoger Raad in 2000 en van het Hof van 2006. De Centrale Raad van Beroep gaat in zijn vele uitspraken over medische geschillen wat strikter om met de scheiding, zoals in een meer recente uitspraak van 2009.

 

Een pragmatische manier om met dit probleem om te gaan is de inhoudelijke weg te kiezen. De bedrijfsarts kan de behandelaar of deskundige geen algemene maar gerichte vragen stellen op grond waarvan hij informatie kan verstrekken zonder dat hij een oordeel hoeft te geven over de passendheid van het werk. De werknemer die in een dergelijke situatie terechtkomt vraagt aan de behandelaar waarom hij meent dat hij niet kan werken, vanwege welke belemmeringen. Ook de vraag of werkhervatting gevaar oplevert voor zijn gezondheid, of de klachten zullen verergeren als hij gaat werken, of er een andere reden is waarom hij niet kan werken, zijn in die situatie zinvol. Dit alles kan de werknemer helpen te begrijpen wat de achtergrond van het oordeel is en hem soms ook geruststellen. De vraag aan de behandelend arts om zijn visie op te schrijven is logisch, de vraag om te overleggen met de bedrijfsarts eveneens. Er is echter een financiële belemmering.

 

Het komt voor dat de bedrijfsarts, door de arbodienst waar hij voor werkt, gelimiteerd is in het aantal malen dat hij informatie bij behandelaars op mag vragen, of dat de bedrijfsarts een beperkt budget daarvoor krijgt. Het kan de werknemer (of zijn werkgever) soms baten op eigen kosten een rapport door zijn behandelaar te laten opstellen en zelf de rekening of een deel ervan te betalen, per individueel geval gaat het niet om grote bedragen. Soms heeft de behandelaar echter al gegevens in het dossier die bruikbaar zijn, een brief aan de huisarts, uitslagen van onderzoeken, rapporten van andere specialisten. De werknemer kan afschriften vragen als hij op bezoek is bij de huisarts/specialist en die meenemen naar de bedrijfsarts. Afschriften hoeven nauwelijks iets te kosten. Dit is bij regelmatig doktersbezoek goedkoop en snel, een pragmatische oplossing om re-integratie in beweging te krijgen wanneer die bij de gang langs de vele bureau’ s is vertraagd. Het vergt wel enige assertiviteit welke in de spreekkamer wisselend gewaardeerd zal worden. Het gemak voor de betrokken artsen die niet in de pen hoeven te klimmen of elkaar tussen spreekuren door moeten proberen te bellen, spreekt sommige echter aan.

 

Om terug te keren naar de vraag of de bedrijfsarts het oordeel van de behandelaar mag negeren is een “ja dat mag” onvoldoende. Kijkend naar de jurisprudentie, waarin oordelen van artsen over arbeidsongeschiktheid wegens ziekte wel eens over elkaar heen vallen, moet bedacht worden dat in geschillen die de rechter bereiken, het oordeel over de vraag of de werknemer ziek is of niet, uiteindelijk niet door een arts wordt gegeven maar door de rechter, een jurist. Een gedocumenteerde, gemotiveerde en genuanceerde afweging en oordeelsvorming heeft daar de meeste kans van slagen.

 

Terzijde;

Een verschil van mening tussen een bedrijfsarts en een behandelend art beland nog al eens op het bureau van een verzekeringsarts van het UWV voor een Deskundigenoordeel. Ook bij een Deskundigenoordeel heeft een gedocumenteerde, gemotiveerde en genuanceerde afweging en oordeelsvorming de meeste kans van slagen. Als de bedrijfsarts zijn oordeel goed motiveert, documenteert en de nuances goed heeft aangebracht, is er minder kans dat de verzekeringsarts van het UWV hem passeert, immers de verzekeringsarts is niet ingehuurd om andere nuances aan te brengen. Hij moet het oordeel op onjuistheden toetsen, en hoe onjuist kan een medisch goed onderbouwd oordeel nu eigenlijk zijn als je ervan uitgaat dat het hier niet gaat om de diagnose want die ligt er meestal al, en ook niet om het bepalen van de juiste behandeling. De complexiteit van het oordeel van de bedrijfsarts is anders, goed en fout is met veel mitsen en maren omgeven. Een goede motivering van een standpunt is moeilijk te weerleggen. Die wetenschap zouden bedrijfsartsen -wederom met de nodige nuances- kunnen gebruiken.

 

In onderstaande zaak gaf de rechtbank aan dat de werkgever het oordeel van de bedrijfsarts en het Deskundigenoordeel niet kon volgen vanwege -voortschrijdende- inzichten bij de behandelend artsen;

De omstandigheid dat werkgever destijds in redelijkheid is afgegaan op het oordeel van de bedrijfsarts en de inhoud van de deskundigenverklaring van het UWV leidt in dit verband niet tot een ander oordeel. De kantonrechter volgt werkgever ook niet in haar standpunt dat het wettelijk systeem zich er tegen verzet dat op grond van een “third opinion” wordt teruggekomen op een de werknemer “onwelgevallige” deskundigenverklaring. Voor de beantwoording van de vraag, of een werknemer op de voet van artikel 7:629 BW recht heeft op doorbetaling van zijn loon, is bepalend of de werknemer arbeidsongeschikt is in de zin van dit artikel. In dit geval wijkt het oordeel hieromtrent door voortgang in de behandelende sector en de inzichten die daar verkregen zijn af van hetgeen de werkgever op grond van de eerdere deskundigenverklaring had aangenomen. Zulks is in redelijkheid echter niet voldoende om van het voormelde uitgangpunt af te wijken. Het wijzigen van de inzichten in de behandelende sector kan in dit geval niet voor risico van de werknemer worden gebracht. Het tijdsverloop tussen de eerdere deskundigenverklaring en de latere beoordeling maakt zulks niet anders.


Wet- en regelgeving
Beheer gegevens/beroepsgeheim van de verzekeringsarts
LISV-standaard

Meer...

literatuur
ArbeidsRecht 2010, 19, de verantwoordelijkheid van de werkgever voor adviezen en handelen van de arbodienst: een risicoaansprakelijkheid? door Mevr. mr. S. de Lange en mevr. mr. D.P. van Straten
te koop via recht.nl

Meer...


Jurisprudentie op Rechtspraak.nl, LJN
Meer...

JAR, jurisprudentie van SDU via een abonnement
2000/163
1999/30
2010/2
Minder...



 
   
EINDE IN INIT_NORMAL()