Deze website wordt niet meer bijgewerkt.
Ik blijf echter schrijven over arbeidsongeschiktheid.
Op www.maok.nl kunt u mijn nieuwe artikelen vinden
 
 
Zoeken naar
 
 
 

maandloon


 

Loon  

 

Premieloon en uitkeringsloon gelijk (sinds Walvis)

Het  loonbegrip geldt zowel

  • voor de berekening van de verschuldigde WIA-premie als
  • voor de hoogte van de WIA-uitkering.

 

Er wordt verwezen naar;

  • het begrip loon, gedefinieerd in de WFSV,
  • artikel 16 van de WFSV; loon is gelijk het fiscale loon van de Wet op de Loonbelasting 1964

Uitzonderingen;

  • loon uit vroegere dienstbetrekking;
  • eindheffingsloon (wel fiscaal- , geen sv loon);
  • aanspraken op grond van de ZVW (wel fiscaal-, geen sv loon);
  • de werkgeversvergoeding als bedoeld in de ZVW;
  • de ingehouden werkloosheidspremie (geen fiscaal loon, wel sv loon);
  • verlofsparen: over het werknemersdeel is sv premie verschuldigd.
  • Iedere wijziging in het fiscale loonbegrip werkt door in het loonbegrip volgens de WFSV,
  • loonbegrip volgens de WFSV was voorheen geregeld in de Coördinatiewet Sociale Verzekering, CSV.
  • Hoofdregel; het loon in de zin van de WFSV is alleen het loon uit  tegenwoordige dienstbetrekking.
  • Walvis = de Wet Administratieve lastenverlichting en vereenvoudiging in sociale verzekeringswetten

 

Het loon uit vroegere dienstbetrekking blijft buiten beschouwing, uitgezonderd:

  • uitkeringen op grond van de ZW, WAO, WW, WIA en toeslagen op grond van de Toeslagenwet;
  • aanvullingen op die uitkeringen, zolang de dienstbetrekking voortduurt;
  • doorbetaling van loon of bezoldiging in geval van ziekte.

Minimumloon

In de wet  minimumloon  en  minimumvakantiebijslag  (wml)       wordt het minimumloon in de tijdseenheden maand, week en dag aangegeven. In de WIA wordt nader aangegeven welke van deze tijdseenheden daar worden gebruikt.

 

 

Dagloon

  • Wordt gebruikt voor de berekening van de hoogte van de IVA- en de WGA-uitkering. Samenvatting
  • de uitkering gebaseerd wordt op basis van verdiensten in het verleden.
  • Het dagloon is de grondslag voor de berekening van de uitkering.
  • Een vertaling van inkomsten per jaar naar inkomsten per dag
  • Er is een dagloonbesluit;besluit  dagloonregels  werknemersverzekeringen

  zie ook onderaan dit artikel

 

Maandloon

De IVA-uikering, de loongerelateerde uitkering en de loonaanvullingsuitkering bedragen een bepaald percentage van het maandloon, dat van het dagloon wordt afgeleid. De maandloonsystematiek is met name van belang bij het toepassen van de inkomenseis voor de loonaanvullingsuitkering. Omdat WIA-uitkeringen per maand worden berekend en betaald, moet het dagloon naar een maandloon worden omgerekend.

Het dagloon moet;

  • met 21,75 worden vermenigvuldigd om het maandloon vast te stellen.
  • voor een gedeelte van een maand wordt de factor 21,75 naar evenredigheid verlaagd,
  • het getal 21,75  komt van 261 werkdagen : 12 maanden.

 

Hoofdregel

  • Het dagloon is gelijk aan het loon
  • dat de werknemer gemiddeld per dag verdiende
  • in het jaar voorafgaande aan;
    • de dag waarop
    • de ziekte, het gebrek, de zwangerschap of de bevalling,
    • die tot de arbeidsongeschiktheid of
    • de gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid heeft geleid,
    • is ingetreden.
  • Betalingstijdvakken
    • Het gaat niet om een kalanderjaar.
    • Het jaar wordt teruggerekend,
    • vanaf de laatste dag van
    • het laatste volledige aangiftetijdvak,
    • voorafgaande aan het aangiftetijdvak waarin de ziekte, de zwangerschap of de ziekte is ingetreden.
    • Het gaat om de tijdvakken waarover de werkgever aangifte moet doen voor de loonbelasting.
    • De werkgever dient het loon voor de loonbelasting aan de Belastingdienst aan te geven over tijdvakken van één maand of vier weken.
    • Het loon wordt geacht te zijn genoten in het aangiftetijdvak waarover de werkgever van dat loon opgave heeft gedaan.

 

Bijzonderheden;

  • De in het refertejaar uitbetaalde
    • vakantiebijslag en
    • het feitelijk uitbetaalde extra periodieke salaris
  • worden buiten de berekening van het dagloon gehouden,
  • het aldus 'kale' loon van werknemers,
  • wordt verhoogd met het bedrag dat
  • zij gedurende de referteperiode hebben opgebouwd aan;
    • vakantiebijslag en
    • het feitelijk uitbetaalde extra periodieke salaris.
  • Voorts nog een aanpassingen bij wijziging van het wettelijk minimumloon in de referteperiode.
  • Een jaarloon wordt gedeeld door 261

 

Het dagloon is de uitkomst van de volgende berekening:

((A - B - C) + D + E) / 261

waarbij:

A staat voor

  • het loon dat de werknemer in het refertejaar heeft genoten;

B staat voor

  • de bedragen aan vakantiebijslag
  • die de werknemer onder die titel in de volledige aangiftetijdvakken
  • in het refertejaar heeft genoten;

C staat voor

  • de bedragen die de werknemer
  • in de volledige aangiftetijdvakken
  • in het refertejaar
  • onder die titel heeft genoten
  • aan uitkeringen die het karakter hebben van een extra periodiek salaris;

D staat voor

  • het bedrag dat de werknemer
  • in het refertejaar
  • heeft opgebouwd aan vakantiebijslag;

E staat voor

  • het bedrag dat de werknemer
  • in het refertejaar
  • heeft opgebouwd aan uitkeringen als bedoeld onder C.

 

Refertejaar

Het refertejaar

  • is het jaar gelegen voor het aangiftetijdvak
  • waarin de eerste arbeidsongeschiktheidsdag is gelegen.

 

Een aangiftetijdvak is

  • de periode waarover de werkgever het loon betaalt,

 

dat is in de regel

  • een maand of
  • vier weken.

Het refertejaar is niet

  • het kalenderjaar

Voorbeeld;

  • uitval op 16 februari 2011
  • refertejaar februari 2010 tot en met  januari 2011

 

Minimumloon

Gelijke tred met het minimumloon.

Indien het minimumloon

  • is herzien
  • tussen het einde van het refertejaar en
  • de eerste dag waarop recht bestaat op een uitkering op grond van de ZW, de WW, de WAO, de Wet WIA of de Wet arbeid en zorg,
  • wordt de uitkomst van het eerste lid
  • herzien
  • in de mate waarin het minimumloon is herzien

 

minimumjeugdloon

Indien de werknemer

  • bij aanvang van het refertejaar
  • jonger is dan 23 jaar en
  • het op grond van hoofdstuk 2 van dit besluit berekende dagloon
  • minder bedraagt dan het minimumloon
  • dat behoort bij de leeftijd van de werknemer
  • op de eerste dag waarop recht bestaat op uitkering,
  • vermeerderd met
  • de vakantiebijslag, bedoeld in artikel 15 van de WML,
  • wordt dat dagloon verhoogd door het te vermenigvuldigen met:

A / B

waarbij:

A staat voor

  • het minimumjeugdloonpercentage dat
  • verbonden is aan de leeftijd van de werknemer
  • op de eerste dag waarop recht bestaat op uitkering of
  • indien de werknemer op die dag de leeftijd van 23 jaar heeft bereikt,
  • voor 100;

B staat voor

  • het minimumjeugdloonpercentage dat
  • verbonden is aan de leeftijd van de werknemer
  • bij aanvang van het refertejaar.

Bovengrens 

Het verhoogde dagloon bedraagt

  • niet meer dan het minimumloon dat
  • behoort bij de leeftijd van de werknemer
  • op de eerste dag waarop recht bestaat op uitkering,
  • vermeerderd met de vakantiebijslag, bedoeld in artikel 15 van de WML.

 

Maximum dagloon

Er is een maximumdagloon dat ieder half jaar wordt aangepast

Het recentste bedrag is terug te vinden in;

Regeling  vaststelling  premiepercentages  werknemersverzekeringen  en  volksverzekeringen  2011   

 

 Het bedrag, bedoeld is vastgesteld voor een loontijdvak van:

  1. één jaar op:     €49 297,00
  2. één maand op:€4108,08
  3. vier weken op: €3792,07
  4. één week op:   €948,01
  5. één dag op:     € 189,60

 

Het dagloon bedraagt ten hoogste

  • het op grond van artikel 17, eerste lid, van de WSFV geldende bedrag
  • met betrekking tot een loontijdvak van een dag.

 

Indien het loon boven dat maximum ligt,

  • wordt dat buiten beschouwing gelaten.

Dat betekent dat

  • slechts tot aan dit maximum premies worden geheven en
  • dat de uitkering niet hoger is dan een bepaald percentage van dit maximumdagloon

 

Indexering

De hoogte van de daglonen

  • wordt aangepast aan de ontwikkeling van het minimumloon.
  • Het tijdstip en
  • percentage van aanpassing
  • volgen de herziening van het minimumloon.
  • De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid maakt de ingangsdatum en het percentage van de herziening in de Staatscourant bekend zodat hieromtrent voor iedereen duidelijkheid bestaat.

Uit artikel 14 van de WML volgt;

  • de algemene welvaartsontwikkeling
  • moet zo mogelijk ook tot uitdrukking komen in de inkomens van uitkeringsgerechtigden.
  • een koppeling van het minimumloon en de sociale uitkeringen aan de gemiddelde contractloonontwikkeling.
  • Er wordt uitgegaan van het gemiddelde van de procentuele ontwikkeling van de contractlonen in de marktsector, de gepremieerde en gesubsidieerde sector en bij de overheid, zoals dat door het CPB wordt berekend.

 

Indexering van het dagloon

  • Meestal tweemaal per jaar,
  • per 1 januari en per 1 juli van een kalenderjaar.
  • In 2004 en 2005 is van indexering afgezien

 

Een besluit tot indexering hoeft niet individueel bekend te worden gemaakt.

 

Meerdere uitkeringen

Indien een werknemer gelijktijdig aanspraak heeft op

  • meerdere uitkeringen op grond van de ZW, de WW, de WAZO, de WAO of de Wet WIA en
  • de som van de uitkeringen op grond van die wetten
  • per dag meer bedraagt dan 70% van het bedrag, bedoeld in het eerste lid,
  • worden de aan die uitkeringen ten grondslag liggende daglonen
  • zodanig evenredig verminderd
  • dat de som van de uitkeringen per dag
  • niet langer meer bedraagt dan
  • 70% van het bedrag, bedoeld in het eerste lid.

 

meer dan 70%? verdeelsleutel

Indien bedoelde uitkeringspercentahe

  • hoger is dan 70 %,
  • wordt 70% van het bedrag,
  • verhoogd met:

((A - 70) / 100) x B

waarbij:

A staat voor het hogere uitkeringspercentage;

B staat voor het dagloon van de uitkering waarvoor het uitkeringspercentage A geldt.

 

Meerdere dienstbetrekkingen

Door de formulering van de WIA bestaat er maar een recht op één WGA-uitkering, ook als er meerdere dienstbetrekkingen waren. Het dagloon wordt dus berekend aan de hand van het dagloon uit alle dienstbetrekkingen..

Dit is mogelijk door

  • in de uitkeringshoogtebepalingen de hoogte van een WGA-uitkering niet te koppelen aan het loon in een bepaalde dienstbetrekking, maar
  • aan het loon dat betrokkene, in welke dienstbetrekking dan ook,
  • heeft verdiend.

 

Loon in geval van ziekte of verlof

Indien

  • in het refertejaar
  • door de werknemer in een aangiftetijdvak
  • geen loon of minder loon is genoten
  • in verband met verlof of
  • omdat hij de bedongen arbeid niet heeft verricht
  • wegens arbeidsongeschiktheid, zwangerschap of bevalling,
  • wordt bij het vaststellen van het loon in dat aangiftetijdvak
  • in aanmerking genomen
  • het loon genoten bij dezelfde werkgever
  • in het laatste aan dat verlof of die arbeidsongeschiktheid voorafgaande
  • en in het refertejaar gelegen aangiftetijdvak
  • waarin die situatie zich niet heeft voorgedaan.
  • De eerste zin geldt voor zover artikel 2, tweede lid, niet van toepassing is.

 

Het dagloon van de starter/herintreder

Het dagloon van de werknemer die vanaf de aanvang van het refertejaar

  • tot en met de laatste dag van de eerste volledige maand van dat jaar
  • geen loon als bedoeld in artikel 2 ontving,
  • wordt vastgesteld door bij de toepassing van artikel 3
  • "261" te vervangen door:
  • het aantal dagloondagen
  • vanaf en met inbegrip van de dag waarop de werkzaamheden als werknemer zijn gestart
  • tot het einde van het refertejaar.

 

  • Daarbij wordt rekening gehouden met
  • het loon dat de werknemer vanaf de start van de werkzaamheden in het refertejaar heeft ontvangen en
  • met de bedragen die de werknemer vanaf dat moment in het refertejaar

heeft opgebouwd

  • aan vakantiebijslag en
  • aan uitkeringen die het karakter hebben van een extra periodiek salaris.

 

Geen loon in refertejaar

Het dagloon

  • van de werknemer, bedoeld in het eerste lid,
  • die in het refertejaar geen loon heeft genoten,
  • is in afwijking van het eerste lid
  • de uitkomst van de volgende berekening:

 

((A - B - C ) + D + E) / F

waarbij:

A staat voor

  • het loon dat de werknemer in het aangiftetijdvak
  • waarin de arbeidsongeschiktheid of het arbeidsurenverlies is ingetreden
  •  vóór dat intreden heeft genoten;

B staat voor

  • de bedragen aan vakantiebijslag
  • die de werknemer onder die titel in het aangiftetijdvak
  • waarin de arbeidsongeschiktheid of het arbeidsurenverlies is ingetreden
  •  vóór dat intreden heeft genoten;

C staat voor

  • de bedragen die de werknemer in het aangiftetijdvak
  • waarin de arbeidsongeschiktheid of het arbeidsurenverlies
  • is ingetreden
  • vóór dat intreden onder die titel heeft genoten aan uitkeringen
  • die het karakter hebben van een extra periodiek salaris;

D staat voor

  • het bedrag dat de werknemer in het aangiftetijdvak
  • waarin de arbeidsongeschiktheid of het arbeidsurenverlies is ingetreden
  • vóór dat intreden heeft opgebouwd aan vakantiebijslag;

E staat voor

  • het bedrag dat de werknemer
  • in het aangiftetijdvak waarin de arbeidsongeschiktheid of
  • het arbeidsurenverlies
  • is ingetreden vóór dat intreden
  • heeft opgebouwd aan uitkeringen als bedoeld onder C;

F staat voor

  • het in dat aangiftetijdvak gelegen aantal dagloondagen
  • waarover de werknemer loon heeft genoten
  • voordat de arbeidsongeschiktheid of het arbeidsurenverlies is ingetreden.
  • Indien F nul is, wordt de uitkomst van de berekening van het tweede lid op nihil gesteld.

 

niet van toepassing

  • indien de werknemer in verband met verlof
  • geen loon heeft ontvangen.

 

Overeengekomen vermindering van loon

van de werknemer

  • die aantoont dat zijn per tijdseenheid overeengekomen loon
  • is verlaagd op of
  • nadat hij de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt,
  • wordt vastgesteld door bij de toepassing van artikel 3
  • het loon dat de werknemer in het refertejaar heeft genoten
  • te vervangen door:
  • het loon dat deze werknemer zou hebben genoten
  • indien deze verlaging niet zou hebben plaatsgevonden,
  • tot ten hoogste 9/7 deel van dat lagere loon.

Slechts van toepassing op

  • de werknemer die
  • onmiddellijk voordat zijn arbeidsurenverlies of
  • arbeidsongeschiktheid
  • is ingetreden
  • in dienstbetrekking stond tot dezelfde werkgever of
  • diens rechtsopvolger
  • als waarmee de vermindering van loon is overeengekomen.

 

WIA-dagloongarantie voor oudere arbeidsongeschikten

Indien een werknemer

  • die recht heeft op een uitkering op grond van de WAO of de Wet WIA
  • op of na de dag waarop hij de leeftijd van 45 jaar heeft bereikt
  • met arbeid inkomen is gaan verwerven in verband waarmee zijn uitkering op grond van de WAO of de Wet WIA wordt beëindigd,
  • binnen vijf jaar na de datum waarop die uitkering is beëindigd
  • opnieuw recht heeft op een uitkering op grond van de Wet WIA,
  • wordt het WIA-dagloon niet lager vastgesteld dan
  • het WAO- of WIA-dagloon
  • dat voor de berekening van de laatstelijk ontvangen uitkering op grond van de WAO of de Wet WIA
  • in aanmerking werd genomen,
  • zoals dat vanaf de datum van beëindiging van die laatste uitkering
  • tot aan de datum van het nieuwe recht op uitkering zou zijn herzien
  • indien de uitkering op grond van de WAO of de Wet WIA
  • niet zou zijn beëindigd.

 

Bij nawerking van de verzekering

Bij het vaststellen van het ZW-, WIA- of WAO-dagloon

  • bij nawerking
  • eindigt het refertejaar
  • op de laatste dag van het aangiftetijdvak
  • voorafgaand aan het aangiftetijdvak
  • waarin de verzekering is geëindigd.

 

Dagloon bij later ontstaan WGA/IVA

  • bij later ontstaan van WIA,
  • wordt het WIA-dagloon niet lager vastgesteld
  • dan het dagloon dat op grond van de Wet WIA in aanmerking zou zijn genomen
  • als de uitkering zou zijn ingetreden op de in artikel 47, tweede lid, en 54, tweede lid, van de Wet WIA bedoelde dag,
  • zoals dat dagloon vanaf die dag
  • tot aan de datum van het recht op uitkering op grond van artikel 14, eerste lid, van de Wet WIA
  • zou zijn herzien,
  • indien het recht op uitkering op grond van de Wet WIA op die dag zou zijn ontstaan.

 

WALVIS

De dagloonsystematiek voor de werknemersverzekeringen is als gevolg van de Wet administratieve lastenverlichting en vereenvoudiging in sociale verzekeringswetten met ingang van 1 januari 2006 ingrijpend gewijzigd.

  • De verschillende dagloonregelingen werden vervangen door één regeling voor alle werknemersverzekeringen.
  • Bij die gelegenheid werd nog een aantal vernieuwingen doorgevoerd:
  • het premieloon en het uitkeringsloon zijn nagenoeg gelijk geworden;
  • er wordt niet meer uitgegaan van het loon dat een werknemer in de toekomst had kunnen verdienen, maar van het feitelijk in de referteperiode verdiende loon (historische dagloonberekening);
  • er geldt voor alle werknemersverzekeringen in principe één referteperiode, van een jaar
  • er wordt niet meer gekeken naar het laatstelijk of gewoonlijk uitgeoefende beroep, maar naar het feitelijk genoten loon in één of meer beroepen, ongeacht het beroep;
  • het onderscheid vast en wisselend loon is komen te vervallen.

 

WIA

Artikel 12 lid 1 Het loon

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  1. loon:
    • het loon in de zin van hoofdstuk 3 van de WFSV
  2. minimumloon:
    • het minimumloon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, of,
    • indien het een werknemer jonger dan 23 jaar betreft,
    • het voor zijn leeftijd geldende minimumloon, bedoeld in artikel 7, derde lid, en artikel 8, derde lid, van laatstgenoemde wet,
    • beide vermeerderd met de daarover berekende vakantietoeslag, bedoeld in artikel 15 van die wet.

 

Lid 2 onverdeeld loon

Loon door verschillende personen tezamen

  • onverdeeld genoten,
  • wordt, voor zover niet blijkt van een andere verdeling,
  • geacht door ieder van hen voor een gelijk deel te zijn genoten.

 

Lid 3 werkloos, uitkering van overheidswege

De persoon die

  • op grond van een regeling als bedoeld in artikel 9, aanhef en onder b, een uitkering ontvangt,
  • wordt geacht op elke dag waarover hij die uitkering ontvangt
  • loon te ontvangen
  • ter hoogte van die uitkering.

 

Artikel 13 lid 1Dagloon en maandloon

Voor de berekening van een uitkering waarop op grond van deze wet recht bestaat, wordt als dagloon beschouwd

  • 1/261 deel van het loon
  • dat de werknemer verdiende in de periode
  • van één jaar die eindigt op de laatste dag van het aangiftetijdvak voorafgaande aan het aangiftetijdvak
  • waarin de ziekte, het gebrek, de zwangerschap of de bevalling
  • die tot volledig en duurzame arbeidsongeschiktheid of
  • gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid heeft geleid,
  • is ingetreden,
  • doch ten hoogste het in artikel 17, eerste lid, van de WFSV bedoelde bedrag met betrekking tot een loontijdvak van één dag.

 

Lid 2

In afwijking van het eerste lid wordt in het in artikel 21 bedoelde geval het dagloon op de daar genoemde wijze vastgesteld.

 

Lid 3 nadere regels WGA

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden

  • met betrekking tot de vaststelling van het dagloon, bedoeld in het eerste lid, en
  • de herziening ervan
  • nadere en zo nodig afwijkende regels gesteld.
  • Daarbij kunnen tevens regels worden gesteld
  • ter bepaling van het dagloon
  • ten behoeve van de vaststelling van de hoogte van
  • de vervolguitkering van de WGA-uitkering, bedoeld in artikel 62, derde lid

 

lid 4 maandloon

Het maandloon bedraagt:

  1. indien recht op een uitkering bestaat over een volledige kalendermaand: 21,75 maal het dagloon; of
  2. indien niet over een volledige kalendermaand recht op een uitkering bestaat:
    • de uitkomst van het aantal dagen in de betreffende kalendermaand
    • waarover recht op een uitkering bestaat,
    • gedeeld door het totaal aantal dagen in de betreffende kalendermaand
    •  vermenigvuldigd met 21,75 maal het dagloon.
    • Bij het bepalen van het aantal dagen worden de zaterdagen en zondagen buiten beschouwing gelaten.

 

Artikel 14 lid 1Indexering daglonen

De daglonen worden herzien met ingang van de dag waarop en in de mate waarin het bedrag, genoemd in artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, wordt herzien.

 

Lid 2 indexering bepaald door de minister

Onze Minister maakt in de Staatscourant bekend met ingang van welke dag en met welk percentage een herziening als bedoeld in het eerste lid plaatsvindt.

 

Lid 3herziening dagloon

Een herziening van de uitkering als gevolg van een herziening van het dagloon vindt plaats zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld.

 

Lid 4 ingangsdatum herziening

Het UWV betaalt de herziene uitkering, bedoeld in het derde lid, bij de eerstvolgende uitkeringsbetaling nadat de herziening, bedoeld in het eerste lid, heeft plaatsgevonden

 

Besluit  dagloonregels  werknemersverzekeringen

Artikel 3 lid 1Het dagloon

Het dagloon is de uitkomst van de volgende berekening:

((A - B - C) + D + E) / 261

waarbij:

A staat voor

  • het loon dat de werknemer in het refertejaar heeft genoten;

B staat voor

  • de bedragen aan vakantiebijslag
  • die de werknemer onder die titel in de volledige aangiftetijdvakken
  • in het refertejaar heeft genoten;

C staat voor

  • de bedragen die de werknemer
  • in de volledige aangiftetijdvakken
  • in het refertejaar
  • onder die titel heeft genoten
  • aan uitkeringen die het karakter hebben van een extra periodiek salaris;

D staat voor

  • het bedrag dat de werknemer
  • in het refertejaar
  • heeft opgebouwd aan vakantiebijslag;

E staat voor

  • het bedrag dat de werknemer
  • in het refertejaar
  • heeft opgebouwd aan uitkeringen als bedoeld onder C.

 

Lid 2Gelijke tred met het minimumloon.

Indien het minimumloon is herzien

  • tussen het einde van het refertejaar en
  • de eerste dag waarop recht bestaat op een uitkering op grond van de ZW, de WW, de WAO, de Wet WIA of de Wet arbeid en zorg,
  • wordt de uitkomst van het eerste lid
  • herzien
  • in de mate waarin het minimumloon is herzien

 

 

Artikel 4 lid 1Loon in geval van ziekte of verlof

Indien

  • in het refertejaar
  • door de werknemer in een aangiftetijdvak
  • geen loon of minder loon is genoten in verband met verlof of
  • omdat hij de bedongen arbeid niet heeft verricht wegens arbeidsongeschiktheid, zwangerschap of bevalling,
  • wordt bij het vaststellen van het loon in dat aangiftetijdvak
  • in aanmerking genomen
  • het loon genoten bij dezelfde werkgever
  • in het laatste aan dat verlof of die arbeidsongeschiktheid voorafgaande
  • en in het refertejaar gelegen aangiftetijdvak
  • waarin die situatie zich niet heeft voorgedaan.
  • De eerste zin geldt voor zover artikel 2, tweede lid, niet van toepassing is.

 

Lid 2 geen voorafgaand tijdvak

Indien

  • geen voorafgaand aangiftetijdvak als bedoeld in het eerste lid wordt gevonden,
  • wordt in aanmerking genomen het loon
  • bij dezelfde werkgever
  • over het in het refertejaar gelegen aangiftetijdvak
  • gelegen direct na afloop van dat verlof
  • dan wel die arbeidsongeschiktheid.

 

Lid 3geen voorafgaand tijdvak

Indien

  • noch een laatste aan het verlof of
  • aan de arbeidsongeschiktheid
  • voorafgaand aangiftetijdvak als bedoeld in het eerste lid,
  • noch een direct na afloop van dat verlof of
  • die arbeidsongeschiktheid
  • gelegen aangiftetijdvak als bedoeld in het tweede lid
  • wordt gevonden,
  • wordt voor ieder in het refertejaar gelegen aangiftetijdvak
  • waarin door de werknemer geen of minder loon is genoten
  • in verband met de in het eerste lid genoemde omstandigheden,
  • het voor dat aangiftetijdvak geldende overeengekomen loon
  • in aanmerking genomen.

 

Lid 4buiten toepassing

 Dit artikel blijft buiten toepassing

  • indien de vaststelling van het loon
  • met toepassing van dit artikel
  • leidt tot een lager loon
  • dan de vaststelling van het loon zonder toepassing van dit artikel.

 

Artikel 5 lid 1Bijzondere verhoging indien de werknemer jonger is dan 23 jaar

Indien de werknemer

  • bij aanvang van het refertejaar
  • jonger is dan 23 jaar en
  • het op grond van hoofdstuk 2 van dit besluit berekende dagloon
  • minder bedraagt dan het minimumloon
  • dat behoort bij de leeftijd van de werknemer
  • op de eerste dag waarop recht bestaat op uitkering,
  • vermeerderd met
  • de vakantiebijslag, bedoeld in artikel 15 van de WML,
  • wordt dat dagloon verhoogd door het te vermenigvuldigen met:

A / B

waarbij:

A staat voor

  • het minimumjeugdloonpercentage dat
  • verbonden is aan de leeftijd van de werknemer
  • op de eerste dag waarop recht bestaat op uitkering of
  • indien de werknemer op die dag de leeftijd van 23 jaar heeft bereikt,
  • voor 100;

B staat voor

  • het minimumjeugdloonpercentage dat
  • verbonden is aan de leeftijd van de werknemer
  • bij aanvang van het refertejaar.

 

Lid 2 niet meer dan minimum loon

Het verhoogde dagloon bedraagt

  • niet meer dan het minimumloon dat
  • behoort bij de leeftijd van de werknemer
  • op de eerste dag waarop recht bestaat op uitkering,
  • vermeerderd met de vakantiebijslag, bedoeld in artikel 15 van de WML.

 

Lid 3 gelijkstelling

Indien

  • bij de vaststelling van het dagloon
  • artikel 6, 11 of 16 van toepassing is,
  • wordt bij de toepassing het eerste lid voor "bij aanvang van het refertejaar" gelezen:
  • bij aanvang van het tijdvak waarover het loon in aanmerking wordt genomen.

 

Artikel 6 lid 1Het dagloon van de starter/herintreder

Het dagloon van de werknemer die

  • vanaf de aanvang van het refertejaar
  • tot en met de laatste dag van de eerste volledige maand van dat jaar
  • geen loon als bedoeld in artikel 2 ontving,
  • wordt vastgesteld door bij de toepassing van artikel 3
  • "261" te vervangen door:
  • het aantal dagloondagen
  • vanaf en met inbegrip van de dag waarop de werkzaamheden als werknemer zijn gestart
  • tot het einde van het refertejaar.

 

  • Daarbij wordt rekening gehouden met
  • het loon dat de werknemer vanaf de start van de werkzaamheden in het refertejaar heeft ontvangen en
  • met de bedragen die de werknemer vanaf dat moment in het refertejaar

heeft opgebouwd

  • aan vakantiebijslag en
  • aan uitkeringen die het karakter hebben van een extra periodiek salaris.

 

Lid 2 geen loon in refertejaar

Het dagloon

  • van de werknemer, bedoeld in het eerste lid,
  • die in het refertejaar geen loon heeft genoten, is in afwijking van het eerste lid de uitkomst van de volgende berekening:

 

((A - B - C ) + D + E) / F

waarbij:

A staat voor

  • het loon dat de werknemer in het aangiftetijdvak
  • waarin de arbeidsongeschiktheid of het arbeidsurenverlies is ingetreden
  •  vóór dat intreden heeft genoten;

B staat voor

  • de bedragen aan vakantiebijslag
  • die de werknemer onder die titel in het aangiftetijdvak
  • waarin de arbeidsongeschiktheid of het arbeidsurenverlies is ingetreden
  •  vóór dat intreden heeft genoten;

C staat voor

  • de bedragen die de werknemer in het aangiftetijdvak
  • waarin de arbeidsongeschiktheid of het arbeidsurenverlies
  • is ingetreden
  • vóór dat intreden onder die titel heeft genoten aan uitkeringen
  • die het karakter hebben van een extra periodiek salaris;

D staat voor

  • het bedrag dat de werknemer in het aangiftetijdvak
  • waarin de arbeidsongeschiktheid of het arbeidsurenverlies is ingetreden
  • vóór dat intreden heeft opgebouwd aan vakantiebijslag;

E staat voor

  • het bedrag dat de werknemer
  • in het aangiftetijdvak waarin de arbeidsongeschiktheid of
  • het arbeidsurenverlies
  • is ingetreden vóór dat intreden
  • heeft opgebouwd aan uitkeringen als bedoeld onder C;

F staat voor

  • het in dat aangiftetijdvak gelegen aantal dagloondagen
  • waarover de werknemer loon heeft genoten
  • voordat de arbeidsongeschiktheid of het arbeidsurenverlies is ingetreden.

 

Lid 3F = 0

Indien F nul is, wordt de uitkomst van de berekening van het tweede lid op nihil gesteld.

 

Lid 4n.v.t. bij verlof

Dit artikel is niet van toepassing

  • indien de werknemer in verband met verlof
  • geen loon heeft ontvangen.

 

Artikel 7 dagloon na overeengekomen vermindering van loon

Het WW-, WIA- of WAO-dagloon

  • van de werknemer
  • die aantoont dat zijn per tijdseenheid overeengekomen loon
  • is verlaagd op of
  • nadat hij de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt,
  • wordt vastgesteld door bij de toepassing van artikel 3
  • het loon dat de werknemer in het refertejaar heeft genoten
  • te vervangen door:
  • het loon dat deze werknemer zou hebben genoten
  • indien deze verlaging niet zou hebben plaatsgevonden,
  • tot ten hoogste 9/7 deel van dat lagere loon.

 

Lid 2 dezelfde werkgever

Het eerste lid is slechts van toepassing op

  • de werknemer die
  • onmiddellijk voordat zijn arbeidsurenverlies of
  • arbeidsongeschiktheid
  • is ingetreden
  • in dienstbetrekking stond tot dezelfde werkgever of
  • diens rechtsopvolger
  • als waarmee de vermindering van loon is overeengekomen.

 

Artikel 8WIA-dagloongarantie voor oudere arbeidsongeschikten

Indien een werknemer

  • die recht heeft op een uitkering op grond van de WAO of de Wet WIA
  • op of na de dag waarop hij de leeftijd van 45 jaar heeft bereikt
  • met arbeid inkomen is gaan verwerven in verband waarmee zijn uitkering op grond van de WAO of de Wet WIA wordt beëindigd,
  • binnen vijf jaar na de datum waarop die uitkering is beëindigd
  • opnieuw recht heeft op een uitkering op grond van de Wet WIA,
  • wordt het WIA-dagloon niet lager vastgesteld dan
  • het WAO- of WIA-dagloon
  • dat voor de berekening van de laatstelijk ontvangen uitkering op grond van de WAO of de Wet WIA
  • in aanmerking werd genomen,
  • zoals dat vanaf de datum van beëindiging van die laatste uitkering
  • tot aan de datum van het nieuwe recht op uitkering op grond van artikel 15, eerste lid, van de WAO dan wel artikel 14, eerste lid, van de Wet WIA
  •  zou zijn herzien
  • indien de uitkering op grond van de WAO of de Wet WIA niet zou zijn beëindigd.

 

Artikel 10 lid 1bij nawerking van de verzekering

Bij het vaststellen van het ZW-, WIA- of WAO-dagloon

  • van de persoon wiens aanspraak op ziekengeld onderscheidenlijk arbeidsongeschiktheidsuitkering berust op artikel 46 van de ZW, artikel 10 van de Wet WIA of artikel 17 van de WAO
  • eindigt het refertejaar
  • op de laatste dag van het aangiftetijdvak
  • voorafgaand aan het aangiftetijdvak
  • waarin de verzekering is geëindigd.

 

Lid 2

 

Artikel 20Het WIA-dagloon bij later ontstaan WGA/IVA

In de gevallen waarin

  • de artikelen 48, eerste lid, onderdeel b en c, en 55, eerste lid, onderdeel b en c, van de Wet WIA van toepassing zijn,
  • wordt het WIA-dagloon niet lager vastgesteld
  • dan het dagloon dat op grond van de Wet WIA in aanmerking zou zijn genomen
  • als de uitkering zou zijn ingetreden op de in artikel 47, tweede lid, en 54, tweede lid, van de Wet WIA bedoelde dag,
  • zoals dat dagloon vanaf die dag
  • tot aan de datum van het recht op uitkering op grond van artikel 14, eerste lid, van de Wet WIA
  • zou zijn herzien,
  • indien het recht op uitkering op grond van de Wet WIA op die dag zou zijn ontstaan.

 

Artikel 21lid1 jonger dan 23 jaar

Indien de werknemer

  • op de eerste dag waarop recht bestaat op uitkering op grond van de ZW, de Wet WIA, de WAO, de WAZO of de WW
  • jonger is dan 23 jaar en
  • het op grond van paragraaf 1 tot en met 6 berekende dagloon bij verjaring minder bedraagt dan
  • het minimumloon dat behoort bij de leeftijd van de werknemer bij zijn verjaring,
  • vermeerderd met de vakantiebijslag, bedoeld in artikel 15 van de WML,
  • wordt dat dagloon bij zijn verjaring
  • verhoogd door het te vermenigvuldigen met een breuk
  • waarvan de teller wordt gevormd door
  • het minimumjeugdloonpercentage
  • dat verbonden is aan de leeftijd van de werknemer of
  • door 100 indien de werknemer de leeftijd van 23 jaar heeft bereikt,
  • en de noemer door
  • het minimumjeugdloonpercentage dat verbonden is aan
  • de leeftijd van de werknemer
  • op de laatste dag vóór zijn verjaring.

 

Lid 2bovengrens 

Het verhoogde dagloon bedraagt niet meer dan

  • het minimumloon dat behoort bij
  • de leeftijd van de werknemer na verjaring,
  • vermeerderd met de vakantiebijslag, bedoeld in artikel 15 van de WML.

 

Artikel 22 lid 1Maximering van het dagloon

Het dagloon bedraagt ten hoogste

  • het op grond van artikel 17, eerste lid, van de WSFV geldende bedrag
  • met betrekking tot een loontijdvak van een dag.

 

Lid 2 meerdere uitkeringen

Indien een werknemer gelijktijdig aanspraak heeft op

  • meerdere uitkeringen op grond van de ZW, de WW, de WAZO, de WAO of de Wet WIA en
  • de som van de uitkeringen op grond van die wetten
  • per dag meer bedraagt dan 70% van het bedrag, bedoeld in het eerste lid,
  • worden de aan die uitkeringen ten grondslag liggende daglonen
  • zodanig evenredig verminderd
  • dat de som van de uitkeringen per dag
  • niet langer meer bedraagt dan
  • 70% van het bedrag, bedoeld in het eerste lid.

 

Lid 3 meer dan 70%? verdeelsleutel

Indien van een uitkering als bedoeld in het tweede lid

het uitkeringspercentage hoger is dan 70 %,

wordt 70% van het bedrag, bedoeld in het eerste lid,

verhoogd met:

((A - 70) / 100) x B

waarbij:

A staat voor het hogere uitkeringspercentage;

B staat voor het dagloon van de uitkering waarvoor het uitkeringspercentage A geldt.

 

WFSV 

Artikel 16 lid 1Loon.

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder loon verstaan het loon en de gage overeenkomstig de Wet op de loonbelasting 1964, waarbij van die wet buiten toepassing blijven:

  1. artikel 11, eerste lid, onderdeel j, onder 2º en 5º, en r, onder 4º;
  2. artikel 11, eerste lid, onderdeel j, onder 4º, en artikel 35, derde lid, onderdeel g, voor zover het de bedragen betreft die worden ingehouden op grond van dit hoofdstuk;
  3. artikel 13bis.

 

Lid 2

Tot het loon behoren niet:

  1. hetgeen uit een vroegere dienstbetrekking als bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964 wordt genoten met uitzondering van:
    1. de uitkeringen en toeslag, genoemd in het derde en vierde lid, en de aanvullingen daarop van degene tot wie de werknemer in dienstbetrekking staat;
    2. hetgeen wordt genoten op grond van de artikelen 628, 628a en 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede hetgeen door de werknemer met een publiekrechtelijke dienstbetrekking wordt genoten op grond van naar aard en strekking overeenkomstige regelingen, en de aanvullingen daarop van degene tot wie de werknemer in dienstbetrekking staat;
  2. eindheffingsbestanddelen als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel b tot en met h, van de Wet op de loonbelasting 1964;
  3. een vergoeding als bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet of een werkgeversbijdrage in de premie voor de ziektekostenverzekering van een persoon, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Zorgverzekeringswet;
  4. uitkeringen op grond van een regeling als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel j, onder 5º, van de Wet op de loonbelasting 1964.

 

Lid 3 Toeslag

De uitkeringen en de toeslag, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, onder 1º, zijn:

  1. een uitkering op grond van een werknemersverzekering, al dan niet vermeerderd met een toeslag op grond van de Toeslagenwet;
  2. een uitkering op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, van de Wet arbeid en zorg.

 

Lid 4Toeslagenwet

De toeslag

  • die de werknemer
  • die geen ziekengeld op grond van artikel 29, eerste lid, van de Ziektewet ontvangt,
  • ontvangt op grond van de Toeslagenwet,
  • wordt voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel a, onder 1º,
  • geacht een uitkering te zijn.

 

Artikel 17 lid 1Maximumpremieloon

Het loon

  • waarnaar de premies op grond van dit hoofdstuk worden geheven,
  • wordt bij dezelfde werkgever tot geen hoger bedrag in aanmerking genomen dan
  • het door Onze Minister met betrekking tot het kalenderjaar vastgestelde bedrag.

Voorts bedraagt het dagloon

  • dat aan de uitkeringen op grond van de werknemersverzekeringen of
  • vrijwillige werknemersverzekeringen
  • ten grondslag ligt of
  • wordt gelegd
  • ten hoogste het bedrag, bedoeld in de eerste volzin,
  • met betrekking tot een loontijdvak van een dag,
  • waarbij het kalenderjaar
  • wordt gesteld op 261 dagen.

 

Lid 2 premie WW

Van het bij dezelfde werkgever genoten loon

  • waarnaar de premie op grond van afdeling 2 van dit hoofdstuk wordt geheven,
  • blijft,
  • wat betreft het deel van de premie dat ten gunste komt van het Algemeen Werkloosheidsfonds,
  • buiten aanmerking
  • tot een door Onze Minister met betrekking tot het kalenderjaar vastgesteld bedrag.
  • Het bedrag, bedoeld in de eerste volzin,
  • kan voor de werkgever en
  • voor de werknemer
  • verschillend worden vastgesteld.

 

Lid 3 loon herleiden

De bedragen,

  • bedoeld in het eerste en tweede lid,
  • worden herleid en vastgesteld
  • voor loontijdvakken waarin loon
  • als bedoeld in artikel 16
  • wordt genoten
  • waarvoor Onze Minister dit nodig acht.

Voor de herleiding van het loontijdvak van één jaar

  • naar een ander loontijdvak
  • is artikel 25, eerste en vierde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 van overeenkomstige toepassing,
  • met uitzondering van de toepassing voor het dagloon,
  • bedoeld in het eerste lid, tweede volzin.
  • Indien een wijziging ingaat op een ander tijdstip dan 1 januari,
  • vindt de vaststelling plaats in overeenstemming met Onze Minister van Financiën.

 

Lid 4twee dienstbetrekkingen

Indien voor een werknemer

  • die van verschillende werkgevers loon heeft genoten
  • premie is betaald over een hoger loonbedrag dan
  • het bedrag, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin,
  • stelt de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking
  • het bedrag van de te veel betaalde premie vast.
  • Bij die vaststelling wordt het voor de premieheffing in aanmerking komende loon
  • berekend naar evenredigheid van het ten laste van die werkgevers genoten loon
  • en blijft bij de berekening van het loon
  • waarnaar de premie op grond van afdeling 2 van dit hoofdstuk, bedoeld in het tweede lid, wordt geheven
  • het voor premieberekening in aanmerking komende loon
  • buiten aanmerking
  • tot een evenredig deel van het bedrag, bedoeld in het tweede lid.

 

Lid 5 ministeriële regels over loon

Bij regeling van Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën,

  • kunnen regels worden gesteld voor de vaststelling van het voor premieberekening in aanmerking komende loon
  • bij samenloop van loon
  • dat gelijktijdig wordt genoten uit een dienstbetrekking in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 en
  • uit een vroegere dienstbetrekking in de zin van die wet dan wel bij het gelijktijdig genieten van meer dan één uitkering of toeslag als bedoeld in artikel 16, derde en vierde lid.
  • In de te stellen regels wordt uitgegaan van een totaalloonbedrag dat niet hoger is dan het bedrag in het eerste lid, eerste volzin,
  • waarbij niet meer dan één keer
  • rekening wordt gehouden met dat bedrag.

 

Lid 6 afwijkende regels door minister

Bij regeling van Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën,

  • kunnen nadere en
  • zo nodig van de vorige leden afwijkende
  • regels worden gesteld.

 

Regeling  vaststelling  premiepercentages  werknemersverzekeringen  en  volksverzekeringen  2011  Let op, zoek naar een actueel rijtje!! Evt te vinden onder cijfers, rechts op de homepagina.

 

Artikel 9Bekendmaking maximumpremieloon

Het bedrag, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de WFSV, is vastgesteld voor een loontijdvak van:

  1. één jaar op:             €49 297,00
  2. één maand op:         €4108,08
  3. vier weken op:         €3792,07
  4. één week op:           €948,01
  5. één dag op:             € 189,60

Jurisprudentie op Rechtspraak.nl, LJN
Meer...

Zie de genoemde jurisprudentie op deze site
Minder...



 
   
EINDE IN INIT_NORMAL()