Deze website wordt niet meer bijgewerkt.
Ik blijf echter schrijven over arbeidsongeschiktheid.
Op www.maok.nl kunt u mijn nieuwe artikelen vinden
 
 
Zoeken naar
 
 
 

referteeis


 

Inleiding

  • Art. 58 WIA komt grotendeels overeen met art. 17 en 17a WW.

 

Dat is het gevolg van het feit dat er net als in een ver verleden een werkloosheidsaspect in de WIA, of eigenlijk alleen in de WGA is gekomen. Gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers krijgen niet een gedeeltelijke uitkering WIA en een deel WW-uitkering, maar alleen WIA/WGA, een uitkering in de klasse 35-80%. Zij souperen echter wel rechten op. Ten opzichte van de WAO vergt deze wijziging een andere manier van denken, zeker ten aanzien van de belangen van de werknemer en via de premiedifferentiatie ook zeker van de werkgever.

 

Voorwaarden;

Wekeneis

De werknemer voldoet aan de referte-eis, indien:

  • hij in 36 weken
  • onmiddellijk voorafgaande aan de eerste dag
    • na de dag waarop het recht op loon
    • bezoldiging of
    • ZW
    • is geëindigd,
    • in ten minste 26 weken
    • als verzekerde arbeid heeft verricht;

Op grond hiervan komt een gedeeltelijk arbeidsgeschikte alleen voor een WGA-LGU uitkering in aanmerking indien hij in de 36 weken voorafgaande aan het einde van de wachttijd (ziektedagen buiten beschouwing gelaten) in 26 weken heeft gewerkt. Voldoet hij niet aan de referte-eis, dan komt de werknemer direct terecht in de LAU of de vervolguitkering.

Er moet worden gekeken naar de 36 weken;

  • voorafgaan aan de dag waarop
  • niet langer recht op loondoorbetaling bij ziekte bestaat,
  • maar de weken waarin de verzekerde door
  • ziekte of arbeidsongeschiktheid
  • geen arbeid kon verrichten
  • worden buiten aanmerking gelaten.
  • De referteperiode
  • wordt in dat geval verlengd.

 

Vaak komt het erop neer dat de referteperiode wordt gevormd door de weken die aan de eerste arbeidsongeschiktheidsdag vooraf gingen.

 

Weken waarin wegens arbeidsongeschiktheid slechts gedeelte wordt gewerkt, of waarin geen adequate prestatie is geleverd worden niet in aanmerking genomen.

Alle weken waarin echter arbeid is verricht tellen mee. Geen minimum, geen eis van aaneengesloten werken, het mag bij diverse werkgevers in meerdere dienstbetrekkingen zijn verricht.

 

WW-ers die ziek worden

De werknemer voldoet aan de referte-eis, indien;

  • hij onmiddellijk voorafgaande
  • aan de eerste dag
  • van de wachttijd
  • recht heeft op een uitkering
  • op grond van de WW

Dit betekent dat ook met het recht hebben op een WW-uitkering wordt voldaan aan de referte-eis. Een dergelijke bepaling is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat werknemers tijdens de periode dat recht bestaat op een WW-uitkering, ook aan de referte-eis van de wet WIA kunnen voldoen. Anders zouden zij nadeel ondervinden doordat zij zich arbeidsongeschikt melden.

 

WW-ers die ziek worden hebben na de wachttijd dus recht op een LGU, ook als zij geen 26 van de 36 weken (referte-eis) hebben gewerkt.

 

WW recht nog niet opgebruikt;

De werknemer voldoet aan de referte-eis, indien;

  • zijn recht op een uitkering
  • op grond van de WW is geëindigd
  • wegens het gaan verrichten van arbeid
  • in dienstbetrekking en
    • hij op de eerste dag van de wachttijd
    • recht op herleving
    • van die uitkering zou hebben gehad
    • indien hij op die dag
    • geen recht had gekregen op ziekengeld

Het gaat hier om; WW, werken, ziek, ZW, geen herleven WW vanwege ZW.

Hier ook zonder de wekeneis recht op LGU. De werknemer had zonder arbeidsongeschiktheid immers WW gekregen.

 

Wachtgeld en arbeidsongeschiktheid

De werknemer voldoet aan de referte-eis, indien;

  • hij onmiddellijk voorafgaande aan de eerste dag
    • van de wachttijd wegens werkloosheid
    • niet werkt en
    • wachtgeld ontvangt
    • uit hoofde van een dienstbetrekking
    • die is geëindigd vóór 1 januari 2001;

 

De werknemer voldoet aan de referte-eis, indien;

  • hij onmiddellijk voorafgaande aan de eerste dag
  • van de wachttijd
  • wegens werkloosheid
  • niet werkt en
  • wachtgeld ontvangt
  • uit hoofde van een dienstbetrekking
  • die is geëindigd op of na 1 januari 2001
  • voor zover het recht op wachtgeld zich uitstrekt
  • over een periode gelegen na
  • het bereiken van de volledige uitkeringsduur
  • van het, in verband met dezelfde werkloosheid ontstane,
  • recht op uitkering op grond van de WW,
  • inclusief een eventuele verlenging van die duur
  • op grond van artikel 76 van die wet;

Er is per  1 augustus 2009 geregeld dat iemand die verzekerd is omdat hij recht heeft op wachtgeld, net als de verzekerde die recht heeft op WW, na 104 weken ziekte voldoet aan de referte-eis.

 

WAZO en arbeidsongeschiktheid

De werknemer voldoet aan de referte-eis, indien;

  • het recht op uitkering
  • op grond van de WW is geëindigd
  • wegens het ontvangen van een WAZO uitkering
  • en de verzekerde onmiddellijk voorafgaande aan
  • de eerste dag van de wachttijd
  • WAZO uitkering genoot.

Hier gaat het om een werknemer van wie het recht op een WW-uitkering is geëindigd omdat er een recht ontstond op WAZO-uitkering, en na eindiging van de WAZO herleeft de WW niet vanwege arbeidsongeschiktheid. Deze werknemer wordt geacht aan de referte-eis te  hebben voldaan. Na 104 weken ziekte komt hij dus in aanmerking voor een WGA-LGU-uitkering.

 

Weken die niet meetellen voor de referte-eis

Een aantal weken is uitgesloten voor de bepaling van de 36 wekenperiode;

  • weken waarin wegens ziekte of arbeidsongeschiktheid in het geheel niet is gewerkt,
  • ook weken waarin betrokkene als zelfstandige werkzaamheden heeft verricht,
  • weken van onbetaald verlof en
  • weken waarin geen arbeid is verricht maar wel een uitkering is genoten in verband met zwangerschap, bevalling en pleegzorg.

Dit betekent bij arbeidsongeschiktheid dat de 36 weken beginnen terug te tellen vanaf de eerste ziektedag. Is er in de wachttijd kortere perioden gewerkt dan tellen deze dagen mee voor het bepalen van de termijn van 36 weken. Hetzelfde geldt voor perioden van onbetaald verlof en perioden waarin WAZO-uitkering is genoten.

 

Verlaagde wekeneis

  • artikel 58 lid 3 WIA komt overeen met art. 17a, derde lid, WW
  • er is een Besluit verlaagde wekeneis WW en WIA.
  • het aantal weken van de referteperiode kan ook hoger kan worden gesteld dan 36.
  • geen verlaagde wekeneis  (meer) voor seizoenarbeiders
  • voor in een onregelmatig arbeidspatroon werkzame
    • musici,
    • artiesten,
    • hun technische begeleiders en
    • filmmedewerkers,
    • voor zover zij uitsluitend of vrijwel uitsluitend deze werkzaamheden hebben verricht
    • geldt een wekeneis van 16.

 

Onder “vrijwel uitsluitend” dient te worden verstaan

  • ten minste 90% van
  • het totaal aantal uren als werknemer verrichte arbeid
  • in de 39 weken van de referteperiode.

 

Regeling gelijkstelling weken

In de Regeling van 18 december 1986, nr. 86/8025, houdende regels gelijkstelling niet-gewerkte weken met gewerkte weken is een aantal weken waarin feitelijk geen arbeid is verricht, bijvoorbeeld wegens vakantie of wegens ploegendienst, gelijkgesteld aan weken waarin wel arbeid is verricht.

 

Met weken waarin als werknemer arbeid is verricht

  • als bedoeld in artikel 58, eerste lid, onderdeel a, van de WIA
  •  worden gelijkgesteld:
    • weken waarvoor
    • de werknemer zonder te werken
    • loonheeft ontvangen;

 

Het gaat om

  • weken waarin de werknemer niet heeft gewerkt als gevolg van
    • vakantiedagen,
    • snipperdagen of
    • compensatieverlofdagen,

voor zover hij voor die dagen

  • geen loon maar
  • een schadeloosstelling wegens loonderving
  • heeft ontvangen of
  • een aanspraak hierop heeft verkregen;
  • weken waarin de werknemer niet heeft gewerkt als gevolg van
    • feestdagen,
    • voor zover hij voor die dagen geen loon
    • maar een schadeloosstelling wegens loonderving heeft ontvangen;
  • weken waarin de werknemer niet heeft gewerkt en
    • waarvoor hij schadeloosstelling of schadevergoeding
    • wegens het beëindigen van de dienstbetrekking heeft ontvangen;
  • weken waarin de werknemer niet heeft gewerkt en waarvoor hij
    • een betaling heeft ontvangen wegens niet-genoten
    • compensatie- of periodiek verlof
    • bij de beëindiging van de dienstbetrekking;
  • weken waarin de werknemer niet heeft gewerkt als gevolg van
    • ploegendienstof andere vormen van
    • werkroosters;
  • weken waarin
    • de werknemer niet heeft gewerkt
    • als gevolg van een regeling tot toepassing
    • van een kortere dan de normale werktijd;
    • weken waarin de werknemer niet heeft gewerkt en waarvoor hij
    • een uitkering op grond van een vorstuitkeringsreglement dan wel
    •  een uitkering op grond van artikel 18 van de WW (buitengewone natuurlijke omstandigheden) heeft ontvangen;
  • weken waarin de werknemer niet heeft gewerkt en waarover hij
    • recht op uitkering op grond van hoofdstuk IV van de WW (faillissement) heeft;
  • weken waarin de werknemer niet heeft gewerkt als gevolg van een
    • verplichte bedrijfssluiting en
    • waarvoor de werknemer geen loon of inkomsten
    • wegens loonderving dan wel
    • vakantiebonnenof daarmee overeenkomende
    • aanspraken heeft ontvangen of verkregen.

 

Als niet duidelijk is op welke periode een schadeloosstelling, schadevergoeding of betaling betrekking heeft bepaalt het UWV op welke weken deze betrekking heeft.

 

 

 

 

 

wetteksten

 

 

 

Artikel 54 lid 3

De WGA-uitkering bestaat voor de werknemer

  • die voldoet aan de referte-eis, bedoeld in artikel 58

uit

  • een LGU en
  • na afloop hiervan uit een LAU of
  • een vervolguitkering.

 

De WGA-uitkering bestaat voor de verzekerde

  • die niet voldoet aan de referte-eis, bedoeld in artikel 58,

uit

  • een LAU of
  • een vervolguitkering.

 

Artikel 58 lid 1 Referte-eis

De verzekerde voldoet aan de referte-eis, indien:

  1. hij in 36 weken
    • onmiddellijk voorafgaande aan de eerste dag
    • na de dag waarop het recht op loon op grond van artikel 629 van Boek 7 van het BW of
    • bezoldiging op grond van hoofdstuk IV, vierde afdeling,¹ van de ZW of
    • het recht op ziekengeld op grond van artikel 29 van de ZW
    • is geëindigd,
    • in ten minste 26 weken als verzekerde arbeid heeft verricht;
  2. hij onmiddellijk voorafgaande aan de eerste dag
    • van de wachttijd
    • recht heeft op een uitkering
    • op grond van de WW;
  3. zijn recht op een uitkering op grond van de WW is geëindigd
    • wegens het gaan verrichten van arbeid in dienstbetrekking en
    • hij op de eerste dag van de wachttijd
    • recht op herleving
    • van die uitkering zou hebben gehad
    • indien hij op die dag
    • geen recht had gekregen op ziekengeld als bedoeld in de ZW;
  4. hij onmiddellijk voorafgaande aan de eerste dag
    • van de wachttijd wegens werkloosheid
    • niet werkt en
    • wachtgeld ontvangt uit hoofde van een dienstbetrekking
    • die is geëindigd vóór 1 januari 2001;
  5. hij onmiddellijk voorafgaande aan de eerste dag
    • van de wachttijd wegens werkloosheid
    • niet werkt en
    • wachtgeld ontvangt
    • uit hoofde van een dienstbetrekking
    • die is geëindigd op of na 1 januari 2001
    • voor zover het recht op wachtgeld zich uitstrekt
    • over een periode gelegen na
    • het bereiken van de volledige uitkeringsduur van het,
    • in verband met dezelfde werkloosheid ontstane,
    • recht op uitkering op grond van de WW, bedoeld in hoofdstuk II van die wet,
    • inclusief een eventuele verlenging van die duur
    • op grond van artikel 76 van die wet; of
  6. het recht op uitkering op grond van de WW is geëindigd
    • wegens het ontvangen van een uitkering op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, van de WAZO
    • en de verzekerde onmiddellijk voorafgaande aan de eerste dag van de wachttijd
    • deze laatste uitkering genoot.

 

Lid 2

Voor de vaststelling van het aantal van 36 weken

  • als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a,
  • worden niet in aanmerking genomen
  • weken gedurende welke de verzekerde:
    1. wegens ziekte of arbeidsongeschiktheid
      • geen arbeid kon verrichten;
    2. werkzaamheden heeft verricht
      • uit hoofde waarvan hij op grond van de WW
      • niet als werknemer wordt beschouwd als bedoeld in artikel 8 van die wet en hij
      • op grond van dat artikel de hoedanigheid van werknemer
      •  heeft herkregen;
    3. wegens het genieten van onbetaald verlof
      • geen arbeid heeft verricht,
      • tot een maximum van achttien maanden; of
    4. geen arbeid heeft verricht,
      • maar wel recht op uitkering heeft
      • op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, van de WAZO.

 

Lid 3 dit is anders voor….

Bij algemene maatregel van bestuur

  • kan voor bepaalde groepen werknemers
  • het in het eerste lid bedoelde aantal van 36 weken
  • hoger worden vastgesteld en het in dat lid bedoelde aantal van 26 weken lager worden vastgesteld.

 

Lid 4

Bij ministeriële regeling

  • worden regels gesteld
  • met betrekking tot de berekening
  • van het aantal van 26 weken, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.
  • Deze regels hebben betrekking op
  • de gelijkstelling van weken waarin geen arbeid is verricht
  • met weken waarin hij als verzekerde arbeid heeft verricht

 

Besluit  Verlaagde  Wekeneis  WW  en  Wet  WIA

 

 

Artikel 1 lid 1

Ten aanzien van de werknemer die

  • in de periode onmiddellijk voorafgaande aan
  • de eerste dag van werkloosheid
  • in een onregelmatig arbeidspatroon uitsluitend of
  • vrijwel uitsluitend als
  • musicus of
  • anderszins als artiest, dan wel
  • als filmmedewerker
  • arbeid in dienstbetrekking heeft verricht, wordt:
  • het aantal weken waarin
    • ten minste als werknemer arbeid moet zijn verricht,
    • bedoeld in de artikelen 17 van de WW en
    • 58, eerste lid, onderdeel a, van de WIA,
    • gesteld op 16; en
  • de periode
    • onmiddellijk voorafgaande aan de eerste dag,
    • bedoeld in de in onderdeel a genoemde artikel onderdelen,
    • gesteld op 39 weken.

 

lid 2 ondersteunende activiteiten

Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op

  • de werknemer die
  • de in het eerste lid bedoelde artiest of musicus
  • in zijn optreden technisch heeft ondersteund
  • in hetzelfde of nagenoeg hetzelfde arbeidspatroon.

 

Regeling  gelijkstelling  niet-gewerkte  weken  met  gewerkte  weken

 

Artikel 1

Met weken waarin als werknemer arbeid is verricht

  • als bedoeld in artikel 17 van de WW of
  • artikel 58, eerste lid, onderdeel a, van de WIA worden gelijkgesteld:
    1. weken waarvoor de werknemer
      • zonder te werken loon heeft ontvangen;
    2. weken waarin de werknemer
      • niet heeft gewerkt als gevolg van
      • vakantie-,
      • snipper- of
      • compensatieverlofdagen,
      • voor zover hij voor die dagen
      • geen loon maar een schadeloosstelling wegens loonderving heeft ontvangen of
      • een aanspraak hierop heeft verkregen;
    3. weken waarin de werknemer niet heeft gewerkt als gevolg van
      • feestdagen, voor zover hij
      • voor die dagen geen loon maar een schadeloosstelling
      • wegens loonderving heeft ontvangen;
    4. weken waarin de werknemer niet heeft gewerkt en waarvoor hij
      • schadeloosstelling of schadevergoeding
      • wegens het beëindigen van de dienstbetrekking
      • heeft ontvangen;
    5. weken waarin de werknemer niet heeft gewerkt en waarvoor hij
      • een betaling heeft ontvangen
      • wegens niet-genoten compensatie- of periodiek verlof
      • bij de beëindiging van de dienstbetrekking;
    6. weken waarin de werknemer niet heeft gewerkt als gevolg van
      • ploegendienst of
      • andere vormen van werkroosters;
    7. weken waarin de werknemer niet heeft gewerkt als gevolg van
      • een regeling tot toepassing van
      • een kortere dan de normale werktijd;
    8. weken waarin de werknemer niet heeft gewerkt en waarvoor hij
      • een uitkering op grond van een
      • vorstuitkeringsreglement dan wel
      • een uitkering op grond van artikel 18 van de WW
      • heeft ontvangen;
    9. weken waarin de werknemer niet heeft gewerkt en waarover hij
      • recht op uitkering op grond van
      • hoofdstuk IV van de WW heeft;
    10. weken waarin de werknemer niet heeft gewerkt als gevolg van
      • een verplichte bedrijfssluiting en waarvoor de werknemer
      • geen loon of inkomsten wegens loonderving dan wel
      •  vakantiebonnen of
      • daarmee overeenkomende aanspraken
      • heeft ontvangen of verkregen.

 

Artikel 2

Indien een

  • schadeloosstelling,
  • schadevergoeding of
  • betaling,
  • als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, c, d of e,
  • niet over bepaalde weken is berekend,
  • bepaalt het UWV
  • op welke weken deze betrekking heeft.
  •  

Artikel 4

Voor de vaststelling van het aantal weken waarin als werknemer arbeid is verricht als bedoeld in artikel 17 van de Werkloosheidswet worden weken meer dan één keer in aanmerking genomen, indien:…………………

 

 

Jurisprudentie

 

RSV 2000/94)

Mislukte werkhervatting

Werken en toch arbeidsongeschikt

Zoals de Raad eerder heeft overwogen, in het bijzonder in het kader van de beoordeling of op grond van het (voormalige) art. 17, tweede lid, van de WW voorverlenging van de referteperiode wegens arbeidsongeschiktheid kon plaatsvinden, acht hij het denkbaar dat zich situaties kunnen voordoen, waarin een gewerkte periode moet worden aangemerkt als een periode waarin wegens arbeidsongeschiktheid geen arbeid is verricht, bijvoorbeeld wanneer iemand al na zeer korte tijd op grond van dezelfde klachten wederom uitvalt, zodat in zo'n geval gesproken kan worden van een mislukte werkhervatting. Daarbij denkt de Raad aan een periode van enkele dagen tot hooguit een week.

Voor het aannemen van een dergelijke situatie in het onderhavige geval bieden de gedingstukken geen enkel aanknopingspunt. Dat werknemer in genoemde weken in geringere omvang werkzaamheden heeft verricht als in sommige andere weken, biedt op zichzelf onvoldoende houvast voor de conclusie dat sprake is van mislukte werkhervatting.



 
   
EINDE IN INIT_NORMAL()