Deze website wordt niet meer bijgewerkt.
Ik blijf echter schrijven over arbeidsongeschiktheid.
Op www.maok.nl kunt u mijn nieuwe artikelen vinden
 
 
Zoeken naar
 
 
 

Wat vertelt de bedrijfsarts aan de werkgever?


Op de controlerend arts rust geen medisch beroepsgeheim als bedoeld in artikel 7: 457 BW. De invoering is uitgesteld tot 2010?? zo las ik in het boek sociale zekerheidsrecht van Noordam en Klosse, zie kader. Dat is alleen anders als de werknemer vrijwillig bij de bedrijfsarts komt voor een consult. Als het om de beoordeling van de beperkingen gaat, om daarmee de werkgever de informatie te kunnen verstrekken voor de vaststelling van het recht op loon, toch geen geringe taak van de bedrijfsarts, dan is er nauwelijks sprake van vrijwilligheid. Eerlijk gezegd was ik me niet eerder bewust van deze uitzonderingspositie van bedrijfsartsen, doch hij is zeker niet vreemd gezien de taak van de bedrijfsarts. Die is immers ingehuurd en betaald door een werkgever. De positie van de werknemer is daardoor duidelijk anders dan die van de patiënt die een behandelend arts consulteert.

 

Dat de geheimhoudingsplicht van het BW soms niet van toepassing is betekent echter niet dat er geen geheimhoudingsplicht rust op een bedrijfsarts. In het hoofdstuk de bedrijfsarts is op een rij gezet welke bepalingen op de bedrijfsarts van toepassing kunnen zijn. Die opsomming geeft echter geen afdoende antwoord op de vraag hoe het beroepsgeheim van de bedrijfsarts geregeld is. Nu heb ik niet de intentie om hier alle ins en outs van het beroepsgeheim uit de doeken te doen. Wel kan op basis van onderstaande de gedachten worden gevormd en zo nodig de literatuur worden bestudeerd wanneer het onderwerp meer

in detail moet worden beheerst.

 

De bedrijfsarts moet balanceren tussen zijn geheimhoudingsplicht over hetgeen de werknemer hem vertelt en de behoefte aan informatie van zijn opdrachtgever.  Die laatste moet immers mede op basis van de gegevens van de bedrijfsarts vaststellen of een werknemer recht heeft op loon, het eigen werk kan doen of ander passend werk in het kader van de re-integratie plicht van werkgever en werknemer. De belangen van werkgevers zijn gegroeid tot een loonbetalingsverplichting bij arbeidsongeschiktheid gedurende twee jaar en de werkgevers zijn er zich steeds beter van bewust. De druk op de bedrijfsartsen om snel en adequaat te reageren neemt toe, de kans dat de bedrijfsarts teveel aan de werkgever vertelt eveneens.

 

De bedrijfsarts mag aan de werkgever een oordeel geven over de passendheid van arbeid, re-integratie en een prognose en kan dus de volgende informatie verstrekken;

  • een oordeel over de geschiktheid van het eigen werk,
  • een oordeel over de beperkingen
  • een oordeel over wat de werknemer nog kan
  • een suggesties over het soort werk dat de werknemer kan verrichten
  • een prognose ten aanzien van bovenstaande
  • de verwachte duur van het verzuim
  • de noodzakelijke aanpassingen in het werk
  • de noodzakelijke voorzieningen

 

In het eindrapport van het CPB; Arbodiensten en het medisch beroepsgeheim,

(Onderzoek door het College bescherming persoonsgegevens naar onrechtmatige verstrekking van medische gegevens over werknemers aan werkgevers door arbodiensten, over Tredin BV – Lelystad) heeft het CPB de verplichtingen op een rij gezet, een deel daarvan is hieronder opgenomen. Het is een goed leesbaar en bruikbaar verhaal dat ik niet beter kan opschrijven. Voor het hele rapport verwijs ik naar het internetadres dat onder dit artikel is vermeld. Daarna een deel van een uitspraak in een tuchtzaak die aangeeft dat een bedrijfsarts ten opzichte van een werknemer die niet erg coöperatief was de ruimte had om dat met de werkgever te bespreken.

 

Het rapport;

…….De zwijgplicht van de bedrijfsarts is echter niet gelijk aan die van een behandelend arts uit de curatieve sector. Een bedrijfsarts is namelijk aangesteld als deskundige om zijn medisch oordeel aan de werkgever te verstrekken zodat de werkgever tot een goede besluitvorming ten aanzien van de loondoorbetaling en de re-integratie kan komen.

 

Artikel 88 Wet BIG, de grondslag voor de geheimhoudingsplicht van de bedrijfsarts.

Een ieder is verplicht geheimhouding in acht te nemen ten opzichte van al datgene wat hem bij het uitoefenen van zijn beroep op het gebied van de individuele gezondheidszorg als geheim is toevertrouwd, of wat daarbij als geheim te zijner kennis is gekomen of wat daarbij te zijner kennis is gekomen en waarvan hij het vertrouwelijke karakter moest begrijpen

 

Indien een werknemer op eigen initiatief en vrijwillig een bedrijfsarts consulteert dan is er sprake van een behandelingsovereenkomst tussen werknemer en bedrijfsarts en is het beroepsgeheim als verwoord in artikel 7:457 BW (WGBO) op de bedrijfsarts van toepassing.

 

Artikel 7:457, lid 1 BW

Onverminderd het in artikel 448 lid 3, tweede volzin, bepaalde draagt de hulpverlener zorg, dat aan anderen dan de patiënt geen inlichtingen over de patiënt dan wel inzage in of afschrift van de bescheiden, bedoeld in artikel 454, worden verstrekt dan met toestemming van de patiënt. Indien verstrekking plaatsvindt, geschiedt deze slechts voor zover daardoor de persoonlijke levenssfeer van een ander niet wordt geschaad. De verstrekking kan geschieden zonder inachtneming van de beperkingen, bedoeld in de voorgaande volzinnen, indien het bij of krachtens de wet bepaalde daartoe verplicht.

 

Door zelfregulering in beroepscodes is de reikwijdte van het medisch beroepsgeheim rustend op de bedrijfsarts vastgelegd.

 

Om zicht te krijgen op de precieze reikwijdte van het medisch beroepsgeheim van de bedrijfsarts moet tevens gekeken moeten worden naar jurisprudentie van zowel de tuchtrechter, de strafrechter als de civiele rechter. Aangezien het medisch beroepsgeheim haar oorsprong en normering vindt in de curatieve sector, zal in de hierna eerst in algemene zin het een en ander over het beroepsgeheim aan de orde komen waarbij de verhouding tussen arts en patiënt centraal staat. Vervolgens zal het algemene leerstuk van het beroepsgeheim op de specifieke verhouding tussen bedrijfsarts en werknemer worden toegespitst.

 

Het medisch beroepsgeheim algemeen

Het beroepsgeheim van een arts houdt in dat hij verplicht is te zwijgen over kennis die hij in het kader van de uitoefening van zijn beroep heeft verkregen. Deze zwijgplicht geldt ten opzichte van iedereen en het verbreken van het beroepsgeheim is zelfs strafrechtelijk gesanctioneerd  (artikel 272 Wetboek van Strafrecht). Een arts komt, om te waarborgen dat hij zijn zwijgplicht ook daadwerkelijk kan eerbiedigen, tevens een zogenaamd verschoningsrecht toe (artikel 210 wetboek van Strafvordering en artikel 191 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering). Het verschoningsrecht houdt in dat hij in een rechtszaak niet verplicht kan worden te antwoorden op vragen betreffende zaken die hem in vertrouwen zijn medegedeeld of ter kennis gekomen. Op een persoon die geen arts is maar wel op grond van de uitoefening van zijn beroep op de hoogte is van gegevens die onder het medisch beroepsgeheim van een arts vallen, rust ofwel een afgeleide geheimhoudingsplicht, ook wel de verlengde arm constructie genoemd (medische secretaresse) of wel een zelfstandige geheimhoudingsplicht op grond van artikel 88 BIG (verpleegkundige). Deze persoon kan ook in rechte een beroep doen op het verschoningsrecht van de arts, onder wiens verantwoordelijkheid hij valt. Overigens rust ook op grond van artikel 12, tweede lid en artikel 21, tweede lid van de Wbp een geheimhoudingsplicht op alle personen die geen beroepsgeheim kennen.

 

Op basis van artikel 7:457, lid 2 BW (let op: dit artikel is uitgesloten van de overeenkomstige toepassing in het kader van arbeidsgeneeskundige handelingen) mag de arts ten opzichte van andere personen die rechtstreeks betrokken zijn bij de behandeling en zijn vervanger(s) zijn zwijgplicht doorbreken voor zover dat noodzakelijk is voor de behandeling. Op deze andere personen rust vervolgens wederom een zwijgplicht. In een dergelijk geval wordt de toestemming van de patiënt verondersteld. Uiteraard voor zover de patiënt geen expliciet bezwaar maakt

tegen het verstrekken van de gegevens aan deze personen.

 

Behoudens toestemming of een wettelijke plicht tot spreken is het slechts in uitzonderlijke situaties voor een arts mogelijk de op hem rustende zwijgplicht te doorbreken. De inhoud en de omvang van deze uitzonderingen zijn deels in de jurisprudentie en in de literatuur beschreven. De toestemming dient vrij gegeven te zijn en de patiënt moet de draagwijdte van de toestemming kunnen overzien. Bij het verstrekken van gegevens op verzoek van de patiënt aan een derde mag de arts zich ervan vergewissen dat de patiënt zich bewust is van hetgeen aldus ter kennis van een derde zou komen. Indien de arts weet dat de patiënt op onvoldoende grond toestemming verleent dan blijft zijn zwijgplicht gelden. De bewijslast dat er rechtsgeldige toestemming is verkregen rust op de arts. Daarnaast staat het de patiënt vrij een gegeven toestemming weer in te trekken. Er zijn situaties denkbaar waarbij het eerbiedigen van de zwijgplicht dusdanige ernstige gevolgen met zich mee zou brengen dat een arts hierdoor in gewetensnood komt te verkeren. In strafrechtelijk opzicht levert een geslaagd beroep op het zogeheten conflict van plichten een zogenaamde ‘schulduitsluitingsgrond’ op (te weten ‘overmacht’ in de zin van artikel 40 Wetboek van Strafrecht) hetgeen de strafbaarheid van het feit teniet doet. In het kader van deze studie zal deze grond voor het doorbreken van het beroepsgeheim zich echter niet snel voordoen en blijft nadere bespreking achterwege. Het beroepsgeheim omvat meer dan alleen toevertrouwde geheimen; een arts dient over alles wat hij in het kader van het vervullen van zijn taak te weten komt te zwijgen en waarvan de openbaarmaking het vertrouwen van de patiënt zou beschamen. Dit volgt uit artikel 7:457 BW waarin staat dat hij geen inlichtingen over de patiënt verstrekt dan wel inzage of afschrift uit het dossier geeft. Als het alleen om de info in het dossier zou gaan dan had kunnen worden volstaan met inzage of afschrift in het dossier. Zo vallen ook niet-medische gegevens onder het beroepsgeheim; namelijk alle andere vertrouwelijke informatie zoals bijvoorbeeld informatie over relatieproblemen of alcoholmisbruik alsmede zaken die door derden over de patiënt aan de arts zijn toevertrouwd evenals eigen observaties van de arts. Onder het begrip gezondheidsgegevens in de zin van artikel 16 Wbp vallen niet alleen gegevens waarop het medische beroepsgeheim rust maar álle gegevens die de (geestelijke of lichamelijke) gezondheid van een persoon betreffen Zo is bijvoorbeeld het enkele gegeven dat iemand ziek is al een gezondheidsgegeven in de zin van de Wbp hoewel deze gegevens op zich natuurlijk niets zeggen over de aard van de aandoening.

 

Het medische beroepsgeheim van de bedrijfsarts

De bedrijfsarts is weliswaar geheimhoudingsplichtig op grond van artikel 88 BIG, maar de aard van zijn functie beperkt de omvang van zijn zwijgplicht. Een bedrijfsarts is namelijk aangesteld als deskundige om de werkgever te adviseren zodat de werkgever tot goede besluitvorming ten aanzien van de loondoorbetaling en de re-integratie kan komen. Dat wil dus zeggen dat een bedrijfsarts ook die gegevens kan verstrekken aan de werkgever die informatie verschaffen over de vraag of er zich een uitzondering op de loondoorbetalingsverplichting (als bedoeld in artikel 7:629 lid 3, artikel 7:658a lid 2 en lid 3 BW) voordoet. Tevens geldt dat een bedrijfsarts de werkgever informatie mag/moet verstrekken, met dien verstande dat deze verstrekking niet meer informatie mag bevatten dan strikt noodzakelijk is

voor het doel (controle, begeleiding en re-integratie). Dit noodzakelijkheidscriterium brengt met zich dat het uitgangspunt dient te zijn dat er louter gevolgtrekkingen worden medegedeeld aan de werkgever. Gegevens over de aard en oorzaak van de ziekte zijn – op een enkele uitzondering na – niet noodzakelijk in dit kader en dienen dan ook niet aan de werkgever te worden verstrekt. In de praktijk mag een bedrijfsarts een beperkt aantal zaken terugkoppelen aan de werkgever

te weten:

  • de werkzaamheden waartoe de werknemer nog wel of niet meer in staat is (functionele beperkingen, restmogelijkheden en implicaties voor het soort arbeid dat de werknemer nog kan verrichten)
  • de verwachte duur van het verzuim
  • de mate waarin de patiënt/werknemer arbeidsongeschikt is (gebaseerd op functionele beperkingen, restmogelijkheden en implicaties voor het soort arbeid dat de werknemer nog kan verrichten)
  • en de eventuele aanpassingen of werkvoorzieningen die de werkgever in het kader van de re-integratie moet treffen.

 

Mededelingen over alle mogelijke overige zaken zijn niet noodzakelijk in het kader van de loondoorbetalingsverplichting noch in het kader van de re-integratie en vallen derhalve onder het medisch beroepsgeheim. Zo mag de bedrijfsarts dus (zonder uitdrukkelijke toestemming van de werknemer) bijvoorbeeld geen mededelingen doen over sociaal medische gegevens in het algemeen, over Amber- of REA-status, over zwangerschap of over de zwangerschapsgerelateerdheid van klachten. Ook over eventueel regres waardige situaties (verzuim veroorzaakt door een eventueel aansprakelijke derde partij) mag de bedrijfsarts niets loslaten aan de werkgever.

 

In sommige gevallen is het echter in de praktijk onvermijdelijk dat er (indirect) gegevens over de aard of oorzaak van de ziekte aan de werkgever worden verstrekt. Dat is bijvoorbeeld het geval als het ziektebeeld duidelijk blijkt uit de informatie over de functionele beperkingen en te verrichten re-integratie-inspanningen. Dit kan zich ook voordoen bij het verstrekken van informatie over de mate en wijze waarop het verzuim werk gerelateerd is of indien de informatie over de functionele beperkingen onvoldoende informatie voor de re-integratie bevat. Indien een bedrijfsarts informatie wenst op te vragen bij de curatieve sector dan kan hij zulks eerst doen indien de werknemer daartoe expliciet toestemming heeft gegeven. In de in dit kader

door de KNMG opgestelde Code gegevensverkeer en samenwerking bij arbeidsverzuim en re-integratie is onder meer bepaald dat de werknemer schriftelijk moet instemmen met het verzoek om informatie aan zijn behandelend arts, dat het verzoek aan de arts schriftelijk moet worden gedaan en slecht een verzoek om feitelijke informatie mag betreffen (geen oordelen, prognoses, verwachtingen noch een geheel dossier).

Over de informatie-uitwisseling tussen bedrijfsarts en werkgever zegt deze Code gegevensverkeer dat een bedrijfsarts alleen die informatie die informatie aan de werkgever mag verstrekken die de werkgever echt nodig heeft om te bepalen of de werknemer recht heeft op loondoorbetaling, en informatie in het kader van verzuimbegeleiding en re-integratie van de patiënt/werknemer. De bedrijfsarts verstrekt dus geen (sociaal) medische gegevens aan de werkgever; de bedrijfsarts zet

de medische gegevens om in een beschrijving van uitsluitend de noodzakelijke en relevante informatie voor de werkgever. Alleen met uitdrukkelijke toestemming van de werknemer kan de bedrijfsarts (aanvullende) informatie aan de werkgever verstrekken.

 

In de 5e versie Regeling Certificatie Arbodiensten staat over toestemming en vastlegging van toestemming: Vastlegging en rapportage van gegevens met inachtneming van de privacy van afzonderlijke werknemers. Bij de toelichting op dit punt staat: Toestemming van de werknemer is nodig om informatie naar derden (zowel binnen als buiten de arbodienst) te mogen verstrekken. De verkregen mondelinge of schriftelijke toestemming voor de benodigde informatie wordt vastgelegd c.q. opgenomen in het dossier.

 

Het medische beroepsgeheim en het delegeren van taken aan andere functionarissen

Het medisch beroepsgeheim geldt niet alleen voor de bedrijfsarts maar ook voor anderen die onder zijn verantwoordelijkheid werken. Vaak is het eerste aanspreekpunt van de zieke werknemer niet de arts, maar bijvoorbeeld een arbo verpleegkundige. Deze voert een taak uit die op grond van artikel 14

Arbeidsomstandighedenwet aan een gecertificeerde bedrijfsarts is voorbehouden. De bedrijfsarts kan deze taak echter delegeren aan een deskundige functionaris, welke dan onder zijn verantwoordelijkheid werkt. Op deze functionaris rust in ieder geval het beroepsgeheim van de arts via de zogenaamde “verlengde arm constructie”. Daarnaast heeft bijvoorbeeld een (arbo)verpleegkundige een zelfstandige geheimhoudingsplicht op grond van artikel 88 BIG……………….

 

Natuurlijk is dit verhaal niet onomstreden. Het beroepsgeheim is complex, en de rol van de bedrijfsarts eveneens. Het feit dat de WGBO niet op de verplichte contacten tussen een werknemer en de bedrijfsarts van toepassing is geeft al aan dat de bedrijfsarts niet met een behandelend arts te vergelijken is. Dat mag ook blijken uit het onderstaande oordeel van het Centraal Tuchtcollege dat toestaat dat een bedrijfsarts over een niet coöperatieve houding van een werknemer spreekt met zijn werkgever. Was de bedrijfsarts de huisarts geweest, dan was de uitspraak anders uitgevallen zo schat ik in.

 

Centraal Tuchtcollege 2-1-2002 (zie kader)

Omtrent de klacht zelve overweegt het Centraal Tuchtcollege als volgt.

 

De taken van een bedrijfsarts werkzaam bij een Arbodienst, zoals verweerder in hoger beroep, betreffen onder andere het maken van een schriftelijke risico-inventarisatie en -evaluatie, het begeleiden van zieke werknemers, het doen van periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek, het uitvoeren van aanstellingskeuringen en het houden van een arbeidsomstandighedenspreekuur.

 

De positie van de bedrijfsarts verschilt in die zin van de positie van de behandelend arts dat de bedrijfsarts veelal in opdracht van een opdrachtgever (bijvoorbeeld werkgever) medisch onderzoek verricht of doet verrichten en ten behoeve van die opdrachtgever advies uitbrengt.

 

De bedrijfsarts heeft niet alleen de plicht de gezondheid, veiligheid en het welzijn van het individu te bevorderen, maar evenzeer de plicht de gezondheid, veiligheid en het welzijn van de bedrijfspopulatie te bevorderen. Hij zal daarbij een zorgvuldige bedrijfsgezondheidskundige afweging moeten maken tussen individuele belangen en belangen van de organisatie en hij dient zich loyaal op te stellen ten aanzien van het bedrijf waarvoor hij werkzaam is.

 

Zulks is met zoveel woorden bepaald in de door de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB) opgestelde Beroepscode voor Bedrijfsartsen. Ook de bedrijfsarts is (in beginsel) gebonden aan het beroepsgeheim, zoals dat is neergelegd in artikel 457 WGBO.

Dat neemt niet weg dat moet worden aanvaard dat het beroepsgeheim van een bedrijfsarts noodzakelijkerwijs is beperkt in verband met en door de verplichtingen van die bedrijfsarts ten opzichte van de organisatie.

 

Dat brengt mee dat de conclusie van een geneeskundig onderzoek dat is verricht in opdracht van de werkgever, door de bedrijfsarts aan die werkgever moet (kunnen) worden meegedeeld, en wel (uitsluitend) in termen van arbeids(on)geschiktheid. Voorzover het onderzoek mede is gericht op de vraag waartoe de werknemer nog wel geschikt is en welke aanpassingen daartoe mogelijk door de werkgever in het kader van de werkhervatting kunnen worden getroffen, kunnen de door de bedrijfsarts aan de werkgever te verstrekken conclusies van het onderzoek ook hierop betrekking hebben.

 

De bedrijfsarts die zich aldus van zijn taak kwijt, schendt zijn beroepsgeheim niet.

 

De arts heeft zich op juiste wijze van zijn taak gekweten

Hij was, zonder zijn beroepsgeheim te schenden, gerechtigd aan de werkgever de conclusie van het onderzoek mee te delen zoals hij heeft gedaan, namelijk dat de onderzoekers geen antwoord konden geven op de gestelde vragen, vanwege (te) weinig medewerking aan het onderzoek door klager.

 

De arts was evenzeer gerechtigd ten opzichte van de werkgever een feitelijke onderbouwing te geven inzake het ‘weinig medewerking verlenen’ door klager. Hetwas immers in beginsel niet uit te sluiten dat het gebrek aan medewerking van de zijde van klager zou kunnen zijn veroorzaakt door een klager niet toe te rekenen omstandigheid.

 

Dat een dergelijke omstandigheid zich voordeed, is niet gebleken, zo blijkt uit de wijze waarop klager het onderzoek heeft gefrustreerd en de opmerkingen daaromtrent in het expertiserapport. Ook uit eigen onderzoek van de arts kon hem blijken dat het gebrek aan medewerking van de kant van klager niet werd veroorzaakt door een niet aan klager te verwijten omstandigheid. Na het (gefrustreerde) onderzoek heeft klager de arts immers telefonisch medegedeeld ‘een arbeidsconflict los je niet op met een psychologische test’, waaruit de arts heeft mogen concluderen dat klager bewust voor zijn non-coöperatieve opstelling had gekozen.

 

De arts was dus gerechtigd (in tweede instantie) aan de werkgever mede te delen dat klager, kort gezegd, de test opzettelijk heeft gefrustreerd, zoals de arts heeft gedaan blijkens het gestelde in de brief van H van 2 december 1999.

 

In het tuchtrecht ben ik nog niet voldoende thuis om er een genuanceerde mening over op papier te zetten, het blijft hier derhalve bij het aanhalen van een beslissing in een medische tuchtzaak. In de toekomst zal op deze site meer aandacht komen voor privacy bescherming en tuchtrecht.

 

Als laatste een opmerking over de bijzondere positie van de bedrijfsarts bij andere taken. Bij medische keuringen kunnen de belangen groot zijn. Bij het behouden of verkrijgen van een baan kan de bedrijfsarts een belangrijke rol spelen, welke rol weer aan regels gebonden is. Denk aan de medische aanstellingskeuring. Daarin kan hij geconfronteerd worden met zijn medisch beroepsgeheim en grote belangen van de sollicitant. De positie van de sollicitant heeft de wetgever extra beschermd in de Wet op de Medische Keuringen, bijvoorbeeld in;

 

artikel 10 lid 1 Wet Medische Keuringen (WMK); onafhankelijk oordeel

De keurend arts en de geneeskundig adviseur oefenen hun taak uit met behoud van hun zelfstandig oordeel op het gebied van hun deskundigheid en van hun onafhankelijkheid ten opzichte van de keuringvrager.

 

Lid 2; geheimhouding

De keurend arts en de geneeskundig adviseur zijn verplicht tot geheimhouding van hetgeen hen over de keurling bekend is, en dragen zorg voor een zodanige bewaring van de desbetreffende gegevens dat deze niet voor derden toegankelijk zijn.

 

Lid 3; niet meer mededelen dan noodzakelijk

De keurend arts, respectievelijk de geneeskundig adviseur delen aan de keuringvrager niet meer mee dan voor het doel van de keuring strikt noodzakelijk is.

 

Er is ook een speciale klachtenprocedure. Of dat de sollicitant zal helpen is de vraag. Hij is het meest gebaat bij een zorgvuldig opererende bedrijfsarts. Een achteraf afgedwongen aanstelling is geen goede opstap naar een nieuwe baan.


Wet- en regelgeving
Boek 7 BW (artikel 464, 446, 400)
BW

Meer...

Literatuur
Aansprakelijkheid van de bedrijfsarts bij verzuimbegeleiding Mevr. Mr. Laagland TRA 2009/64
te bestellen via recht.nl

TRA 2009, 65
Wie bepaald of een werknemer ziek is (als de werknemer dat zelf niet vindt)? Mevrouw Chabon en de heer Heida
Meer...

Richtlijnen/codes/statuten/rapporten....
De zieke werknemer en privacy. Regels voor de verwerking van persoonsgegevens van zieke werknemers. College bescherming persoonsgegevens februari 2008
CBP

Vuistregels
overzicht
Meer...

Tuchtrecht
Op zoek naar uitspraken in tuchtzaken gezondheidszorg
vrij nieuwe databank

tuchtrecht in de gezondheidszorg, een klacht indienen bij het tuchtcollege
klacht
Meer...



 
   
EINDE IN INIT_NORMAL()