LISV Standaard verminderde arbeidsduur, snel-zoek-versie



De standaard verminderde arbeidsduur  lokt niet uit tot een snelle blik om de gedachten te scherpen. Daarom een gecomprimeerde versie met wat opmerkingen die gebruik van de standaard misschien kan uitlokken.

 

Uit de inleiding;

De standaard bestaat uit een kern en een toelichtend deel. Deze vormen één geheel en kunnen niet los van elkaar worden gezien. De kern van de standaard wordt ook als ‘bureauexemplaar’ uitgebracht.

 

De kern van de standaard (2), geheel opgenomen;

1. Vertrekpunt

De verzekeringsarts stelt vast dat cliënt conform de richtlijn Medisch Arbeidsongeschiktheidscriterium over verminderde mogelijkheden beschikt.

 

2. Uitgangspunt

De verzekeringsarts overweegt het aantal uren dat cliënt kan werken te beperken in

de volgende gevallen:

  1. Cliënt is van mening hoe dan ook niet voltijds te kunnen werken in gangbare arbeid.
  2. De verzekeringsarts veronderstelt, op basis van de gegevens die hij vergaart, dat cliënt wellicht niet voltijds kan werken in gangbare arbeid.

3. Onderzoek

De verzekeringsarts volgt de werkwijze zoals die in de standaard Onderzoeksmethoden is vastgelegd. Aan bepaalde delen van het onderzoek moet de verzekeringsarts extra aandacht besteden:

Bij twijfel of onduidelijkheid is aanvullend onderzoek geboden.

 

4. Indicaties

De verzekeringsarts kan op grond van de volgende indicatiegebieden het aantal

uren dat cliënt kan werken beperken:

I. Energetisch;

II. Beschikbaarheid;

III. Preventief.

 

5. Mate van beperking in arbeidsuren

De verzekeringsarts beoordeelt de theoretische mogelijkheden van cliënt in gangbare arbeid te functioneren in stappen van ongeveer twee uur per dag, respectievelijk ongeveer tien uur per week. Een andere conclusie is mogelijk als daar concrete, specifieke redenen voor zijn.

 

6. Rapportage

Als de verzekeringsarts heeft overwogen het aantal uren dat cliënt kan werken te beperken verwijst hij in de rapportage, in het bijzonder bij het onderdeel Beschouwing, naar één of meer van de hierboven vermelde indicatiegebieden. Als de verzekeringsarts besluit het aantal uren dat cliënt kan werken te beperken onderbouwt hij de mate waarin hij de cliënt beperkt acht.

 

Uit de Probleemstelling (4) over:

urenbeperking versus geen duurzaam benutbare mogelijkheden;

……. Met het tot stand komen van de standaard Geen duurzaam benutbare mogelijkheden is het beoordelingspunt urenbeperking braakliggend terrein geworden. Genoemde standaard geeft richtlijnen voor situaties waaronder een verzekeringsarts een cliënt volledig arbeidsongeschikt kan achten. Regelmatig komen er situaties voor waarin cliënt weliswaar zelfredzaam is en ook wel over benutbare mogelijkheden beschikt, maar toch verminderd inzetbaar is in wat voor arbeid dan ook. In een dergelijke situatie kan het aantal uren dat cliënt kan werken beperkt zijn.

 

over bedrijfsarts versus verzekeringsarts;

(Re)integratie kan het best worden bereikt als het traject van claimbeoordeling en

het vaststellen van uitkeringsrecht zo min mogelijk aan spanningen onderhevig is.

Daarvoor is duidelijkheid nodig. Een potentieel spanningsveld is gelegen in het

vaststellen van een eventuele beperking in arbeidsuren. De verzekeringsarts stelt

immers vast of het aantal uren dat cliënt kan werken beperkt is voor arbeid in het

algemeen, terwijl de cliënt zijn beperkingen veelal refereert aan de werkzaamheden

die hij (heeft) verricht of waarvoor hij is opgeleid of zichzelf geschikt acht.

Dit komt het duidelijkst tot uitdrukking als cliënt gedeeltelijk werkzaam is. Bij een

urenbeperking gekoppeld aan (de zwaarte van) het eigen werk zal het daardoor

geleden inkomensverlies in een deel van de gevallen niet of nauwelijks door een

arbeidsongeschiktheidsuitkering (gedeeltelijk) worden gecompenseerd. Cliënt is

immers in staat gangbare arbeid te verrichten voor het oorspronkelijk aantal uren

en zijn theoretische verdiencapaciteit zal daardoor niet of nauwelijks zijn

afgenomen. Wanneer dan de beoordeling daarvan niet plaatsvindt volgens heldere

en toetsbare criteria bestaat het gevaar dat de inspanningen van cliënt en zijn

omgeving zich vooral gaan richten op het verkrijgen van een (hogere) uitkering.

Terwijl het misschien zo is dat de werkgever zich onvoldoende heeft ingespannen

om de cliënt voor een groter aantal uren in ander, meer passend werk te

re-integreren, omdat dit in verband met allerlei aspecten van de bedrijfsvoering

slechter uitkomt dan het accepteren van een verminderde inzetbaarheid.

Ook de bedrijfsarts kan in dit verband deel uitmaken van een spanningsveld:

‘onvoorwaardelijke’ acceptatie door de bedrijfsarts van een in uren beperkte

inzetbaarheid kan aanleiding geven tot misverstanden bij de WAO-beoordeling.

Cliënt kan zich onbegrepen voelen en zich fixeren op een aanvankelijk

geaccepteerde beperking. Het (verdere) herstel en daaraan gekoppelde

re-integratiemogelijkheden kunnen aldus worden geblokkeerd. Goede afstemming

van activiteiten van bedrijfsarts en verzekeringsarts is dan van cruciaal belang. Dit

beter als ook voor bedrijfsartsen helder is welke indicaties verzekeringsartsen

kunnen stellen voor het vaststellen van een beperking in het aantal uren dat cliënt

kan werken en hoe de toetsing van een dergelijke claim plaatsvindt.

 

Dit is door de tijd ingehaald. Bedacht moet worden dat thans de Wet Verbetering Poortwachter en de bijbehorende beleidsregels bepalen dat voor zover bruikbaar deze richtlijn ook door de bedrijfsarts moet worden toegepast. De beleidsregels hoofdstuk 7,4 van de beleidsregels beoordelingskader Poortwachter;

Als het gaat om het in kaart brengen van de belastbaarheid, is het van belang dat verzekeringsartsen en bedrijfsartsen zoveel mogelijk bij elkaar aansluiten. Dit kan door qua terminologie aan te sluiten bij de "CBBS-systematiek". Ofwel: bij de Functionelemogelijkhedenlijst (FML) zoals die door verzekeringsartsen moet worden gebruikt om de mogelijkheden en beperkingen van cliënten in het CBBS vast te leggen. Het is daarbij niet de bedoeling dat bedrijfsartsen de FML net zo "invullen" als verzekeringsartsen dat behoren te doen. Het is voor bedrijfsartsen voldoende om beperkingen te omschrijven binnen de kaders van de zes verschillende belastingsvelden die de FML kent. Essentieel is namelijk dat de bedrijfsarts het geheel van de mogelijkheden en beperkingen in zijn eigen omschrijving aangeeft op de genoemde zes belastingsvelden, zodat van daaruit kan worden begrepen waarom het bereikte re-integratieresultaat al of niet bevredigend is

 

Doel van de standaard;

 

Kaders en definities

Het is voor de beoordeling van de mogelijkheden van cliënt niet van belang of cliënt voltijds werkzaam was, deeltijds werkte of misschien nog nooit gewerkt heeft

 

….als gevolg van grootschalige arbeidsduurverkorting…. Slechts wanneer er specifieke argumenten

 zijn om binnen deze bandbreedte een beperking op een exact aantal uren te bepalen (bijvoorbeeld 36 uur per week) moet dit op het FIS-scoreformulier worden aangegeven bij het onderdeel niet toegestaan arbeidspatroon (zie ook 7.1 Bijlage I, Fase III: besluit).Hetzelfde geldt in geval cliënt niet in staat is tenminste 8 uur per dag te werken. Dan is het voor de functieduiding van belang dit op het FIS-scoreformulier aan te geven, ook al hoeft strikt genomen niet sprake te zijn van een beperking in

arbeidsuren volgens de hier gehanteerde definitie.

 

 Bij de vaststelling van het arbeidsongeschiktheidspercentage geldt als

selectiecriterium de algemeen geaccepteerde of gangbare arbeid waarmee cliënt het

meest kan verdienen. Consequentie daarvan is dat de verzekeringsarts bij het beoordelen van de beperkingen en mogelijkheden van cliënt zich niet moet richten op specifieke situaties, zoals -het eigen werk. Dit betekent overigens niet dat de verzekeringsarts geen oordeel kan - en misschien ook wel moet - hebben over het aantal uren dat cliënt kan werken ten aanzien van bijvoorbeeld gerealiseerde werkhervatting. De verzekeringsarts kan ook aan dergelijke praktijkgegevens argumenten ontlenen om voor gangbare arbeid het aantal uren dat cliënt kan werken al dan niet te beperken. Dit betekent ook niet dat de verzekeringsarts door zich uit te spreken over de mogelijkheden van cliënt in gangbare arbeid te functioneren, zich daarmee impliciet ook uitspreekt over het eventueel niet kunnen of zelfs mogen doorwerken in de eigen functie. In de praktijk komt het regelmatig voor dat gedeeltelijk doorwerken in eigen werk niet alleen vanuit het oogpunt van re-integratie als maximaal haalbaar resultaat moet worden beschouwd, maar ook meer verdiensten oplevert dan de theoretisch bepaalde mogelijkheden.

 

Vertrekpunt(6.3)

Vaststellen dat cliënt over verminderde mogelijkheden beschikt conform de richtlijn Medisch Arbeidsongeschiktheidscriterium MAOC zie kader….  en binnen de kaders van bestaande standaarden en overige regelgeving worden uitgevoerd.

 

Onderzoek en weging van gegevens (6.5)

Een verwijzing hier naar de standaard onderzoeksmethoden, zie kader, De werkwijze… verschilt niet wezenlijk van de methodiek zoals die in het algemeen wordt gehanteerd.

 

Extra aandacht voor;

Dagverhaal;

 

Verzuimhistorie/historie van het functioneren

 

Gewenningsaspecten;

 

Keuzevrijheid, herstelgedrag en verantwoordelijkheid;

bijvoorbeeld:

en;

 

Persoonlijkheidsaspecten en psychodynamische mechanismen

Bij ‘onverklaard’ energieverlies moet de rol van eventuele psychische factoren

uitdrukkelijk worden onderzocht.

 

Waarnemingen door derden;

Te denken valt aan informatie van:

relevante gegevens:

 

Weging van gegevens (6.5.3)

Hoe magerder de indicatie hoe zwaarder wegen de volgende aspecten;

 

Indicaties:

I. Energetisch

Dat is energieverlies; klachten als bijvoorbeeld moeheid, concentratieproblemen, pijn door een lichamelijk of psychische aandoening.

 

Het volgende onderscheid is wel relevant:

 

II. Beschikbaarheid;

feitelijk niet voltijds beschikbaar zijn tijdens werktijd;

 

III. Preventief aspect

Urenbeperking ter voorkoming van (ziekteverschijnselen) door overbelasting

 

Mate van beperking in arbeidsuren (6.7)

Er is geen nauwkeurig instrument voorhanden om het aantal uren dat cliënt kan werken te ‘meten’.  Daarom in stappen van –ongeveer- 2 uur per dag respectievelijk 10 uur per week. Van die hoofdregel kan worden afgeweken;

 

Ter aanvulling;

 

Tijdelijke beperking in arbeidsuren (6.9)

Een beperking in arbeidsuren kan tijdelijk of blijvend zijn. De - inhoudelijke - indicaties voor een tijdelijke beperking zijn niet anders dan die voor een blijvende. Wel zijn specifieke situaties te onderscheiden die aanleiding kunnen geven tot het stellen van een tijdelijke beperking in arbeidsuren:

 

Het stellen van een tijdelijke beperking in arbeidsuren gebeurt altijd planmatig. De verzekeringsarts maakt afspraken met cliënt over de duur ervan, over de activiteiten die cliënt onderneemt tot herbeoordeling en over het moment van herbeoordeling.

 

Bijlage I: beoordelingstraject (7.1)  (Stappenplan)

Deze bijlage geeft fasegewijs weer hoe het beoordelingstraject verloopt bij het

eventueel vaststellen van een beperking in arbeidsuren. Hierbij lopen twee lijnen naast elkaar;

 

Fase 1 hypothese beperking in arbeidsuren

 

Fase 2 toetsing van de hypothese

 

I. De verzekeringsarts gaat na of de medische gegevens op zich al aanleiding vormen het aantal uren dat cliënt kan werken te beperken. Het betreft de volgende indicaties:

 

II. De verzekeringsarts gaat na of er op grond van andere gegevens of overwegingen tot een beperking in arbeidsuren kan worden geconcludeerd. Het betreft de volgende indicaties:

 

Daarnaast;

  1. Toetsing aan de aard van de klachten of aandoening: ligt het bij deze klachten/aandoening in de lijn der verwachting dat cliënt niet in staat is voltijds te werken?
  2. Toetsing aan de interne consistentie: is hetgeen cliënt vertelt over zijn klachten, zijn functioneren thuis en in de privé-situatie in lijn met hetgeen hij zegt over zijn mogelijkheden op het werk te functioneren?
  3. Toetsing aan de consistentie met wat anderen hebben waargenomen (inclusief de eigen waarnemingen van de verzekeringsarts).

 

Als II aan de orde is krijgen B en C een zwaarder accent bij de weging of het aantal uren dat cliënt kan werken beperkt is.

 

Fase 3: besluit

Als de verzekeringsarts concludeert dat het aantal uren dat cliënt kan werken beperkt is bepaalt hij deze beperking op ongeveer 2, 4 of 6 uur per dag, respectievelijk 10, 20 of 30 uur per week.

In de volgende situaties kan de verzekeringsarts daarvan afwijken:

 

Bijlage II: voorbeeldcasus (7.2)

De voorbeeldcasus geven een indruk van situaties waarin een beperking in arbeidsuren

moet worden overwogen, alsmede van de aspecten die bij de beoordeling

daarvan aan de orde komen……….

 

Zie de volledige tekst van de standaard;  

 

Inhoudsopgave originele versie

 

  1. Inleiding          
  2. Kern van de standaard            
  3. Voorgeschiedenis en totstandkoming van de    standaard        
  4. Probleemstelling                     
  5. Literatuuroverzicht en -bespreking
  6. Gegevens                                
  7. Bespreking                                          
  8. Toelichtend deel van de standaard
  9. Doel van de standaard            
  10. Kaders en definities                             
  11. Vertrekpunt                                        
  12. Uitgangspunt
  13.       Onderzoek en weging van gegevens
    • Onderzoek - algemeen
    • Onderzoek - specifiek
    • Weging van gegevens

 

 

  • Indicaties
    1. Energetisch
    2. Beschikbaarheid
    3. Preventief aspect

6.7 Mate van beperking in arbeidsuren

6.8 Rapportage

6.9 Tijdelijke beperking in arbeidsuren

7. Bijlagen

7.1 Bijlage I: beoordelingstraject

  • Fase 1: hypothese beperking in arbeidsuren
  • Fase 2: toetsing van de hypothese
  • Fase 3: besluit

7.2 Bijlage II: voorbeeldcasus

7.3 Bijlage III: uitwerking kwantitatieve en kwalitatieve

veranderingen

7.3.I Kwantitatief

7.3.2 Kwalitatief

8. Lijst van geraadpleegde literatuur

Wet- en regelgeving
Besluit verhaal ziekengeld
Besluit

de beleidsregels beoordelingskader poortwachter
beleidsregels
Meer...

andere Richtlijnen
LISV standaard verminderde arbeidsduur
LISV

Meer...