Deze website wordt niet meer bijgewerkt.
Ik blijf echter schrijven over arbeidsongeschiktheid.
Op www.maok.nl kunt u mijn nieuwe artikelen vinden
 
 
Zoeken naar
 
 
 

CBBS; definities


Functionele Mogelijkheden Lijst (FML)

 

De definities van de gebruikte begrippen in CBBS die ook door bedrijfsartsen gebruikt kunnen worden bij het vaststellen van de belastbaarheid.

 

Rubriek 1: Persoonlijk functioneren

 

Concentreren van de aandacht

Definitie: Zich volledig richten op de verwerking van informatie uit één bron en zich afsluiten voor afleiding door informatie uit: andere bronnen.

 

Verdelen van de aandacht

Zichafwisselend richten op de verwerking van informatie uit verschillende bronnen, zonder daarbij het overzicht over het geheel te verliezen.

 

Herinneren

Informatie die in het verleden in het geheugen is opgeslagen op het gewenste moment prompt reproduceren.

 

Inzicht in eigen kunnen

Zichbewust zijn van de reële eigen mogelijkheden tot functioneren, in relatie tot de eisen die vanuit de omgeving worden gesteld en de kansen die vanuit deze omgeving worden geboden.

 

Doelmatig handelen (taakuitvoering) 

Afzonderlijke, bekende deelactiviteiten gecoördineerd uitvoeren, afgestemd op het realiseren van een bekend doel in een bekende omgeving.

 

Zelfstandig handelen (zelfstandige taakuitvoering)

Het onderkennen, optimaliseren en benutten van de beschikbare ruimte voor het eigen handelen

 

Handelingstempo

De snelheid van het handelen

 

Overige beperkingen in persoonlijk functioneren

Beperkingen in aspecten van persoonlijk functioneren die niet, of onvoldoende aan de orde zijn gekomen in de voorgaande items van deze rubriek.

 

Specifieke voorwaarden voor het persoonlijk functioneren in arbeid

Voorwaarden die gerealiseerd moeten zijn om de cliënt, ondanks zijn of haar beperkingen in persoonlijk functioneren, in staat te stellen om in arbeid te functioneren.

 

Rubriek II: Sociaal functioneren

 

Zien

Waarnemen met de ogen

 

Horen

Waarnemen met de oren

 

Spreken 

Zich verstaanbaar maken met mondelinge taaluitingen

 

Schrijven

Zich verstaanbaar maken met schriftelijke taaluitingen

 

Lezen

Begrijpen van geschreven taaluitingen

 

Emotionele problemen van anderen hanteren

Hulp bieden aan andere mensen in probleemsituaties waarbij menselijke gevoelens in het geding zijn, zonder er zelf nadelige gevolgen van te ondervinden.

 

Eigen gevoelens uiten

Uitdrukking geven aan eigen gevoelens in overeenstemming met de momentane sociale context.

 

Omgaan met conflicten

Openlijke onenigheid in goede banen leiden.

 

Samenwerken

In groepsverband een taak uitvoeren.

 

Vervoer

Zelfstandig reizen van en naar het werk.

 

Overige beperkingen sociaal functioneren

Beperkingen in aspecten van sociaal functioneren die niet, of onvoldoende aan de orde zijn gekomen in de voorgaande items van deze rubriek.

 

Specifieke voorwaarden voor sociaal functioneren in arbeid 

Voorwaarden die gerealiseerd moeten zijn om de cliënt, ondanks zijn of haar beperkingen in het sociaal functioneren, in staat te stellen om in arbeid te functioneren.

 

Klanten

Is het noodzakelijk omgaan met klanten een kenmerkende taak van de functie? Dit geldt bijvoorbeeld voor de functie van verkoper, baliemedewerker en buschauffeur.

 

Patiënten

Is het noodzakelijk omgaan met patiënten en hulpbehoevenden een kenmerkende taak van de functie? Het gaat om het contact dat nodig is om personen te verzorgen en te begeleiden, niet om contacten die voortvloeien uit het werk als schoonmaker (ster), receptionist of onderhoudsmedewerker in een ziekenhuis of verpleeghuis.

 

Solitaire functie

Is het niet kunnen terugvallen op collega's of direct leidinggevende voor de uitvoering van de functie als kenmerkende omstandigheid in het werk. Deze omstandigheid is kenmerkend voor bijvoorbeeld de functie van internationaal chauffeur, buschauffeur, vertegenwoordiger, verkoper in éénmansfiliaal.

 

Contact met collega's

Voor dit aspect wordt gebruik gemaakt van de beschikbare informatie over de vereiste samenwerking in de functie. De aanname daarbij is dat naarmate er minder noodzaak tot samenwerking in de functie is daarmee ook de noodzaak tot contact met collega's zal afnemen. Een voorbeelden van een functie waarbij samenwerking met collega's geen kenmerkende eis is: postbode.

 

Leidinggeven

Zijn er noodzakelijk leidinggevende aspecten verbonden aan de uitoefening van de functie, als kenmerkende taak. Het instrueren en begeleiden van stagiaires wordt alleen als leidinggeven beschouwd als het als taak verbonden is aan de functie. Voorbeelden van leidinggeven hoofd administratieve afdeling, ploegbaas van een inpaklijn, uitvoerder op een bouwplaats.

 

Rubriek III: Aanpassing aan de fysieke omgevingseisen

 

Hitte

Het langer dan 5 minuten aaneengesloten actief zijn bij temperaturen hoger dan 35°.

 

Koude

Het langer dan 5 minuten aaneengesloten actief zijn bij temperaturen lager dan -15°C.

 

Tocht

Het blootgesteld zijn aan sterke luchtverplaatsing.

 

Huidcontact

Huidcontact met vaste en / of vloeibare stoffen.

 

Beschermende middelen

Het dragen van persoons- of productbeschermende middelen.

 

Stof, rook, gassen, dampen

Het werken in een omgeving waar stof, gas en/of damp de atmosfeer belasten.

 

Stof   

luchtverontreiniging door vaste deeltjes met een doorsnede van 0,5-5 µ (ontstaat veelal bij mechanische bewerkingen).

 

Rook

luchtverontreiniging door vaste deeltjes met een doorsnede van 0,01-0,1 µ (ontstaat door verbranding)


Gas

luchtverontreiniging door chemische verbindingen in gasvormige toestand.

 

Damp

luchtverontreiniging door fijn verdeelde vloeistofdeeltjes met een doorsnede van 0,1 µ (ontstaat door condensatie en verstuiving)

 

Geluidsbelasting

Het werken in een omgeving met lawaaibelasting

 

Trillingsbelasting

Het blootgesteld zijn aan grove trillingen of stoten, waardoor het lichaam of lichaamsdelen in een trillende of schokkende beweging raakt of raken.

 

Overige beperkingen van de fysieke aanpassingsmogelijkheden 

Beperkingen in aspecten van fysieke aanpassingsmoeilijkheden die niet, of onvoldoende aan de orde zijn gekomen in de voorgaande items van deze rubriek.

 

Specifieke voorwaarden voor aanpassing aan de fysieke arbeidsomgeving 

Voorwaarden die gerealiseerd moeten zijn om de cliënt, ondanks zijn of haar beperkingen in fysieke aanpassingsmogelijkheden, in staat te stellen om in arbeid te functioneren.

 

Rubriek IV: Dynamische handelingen

 

Dominantie

 

Lokalisatie beperkingen

 

Hand en vingergebruik

Het gebruik van polsen handen en vingers voor het uitvoeren van diverse grepen, het uitoefenen van knijp - en grijpkracht, fijn -motorische en repetitieve hand - en vingerbewegingen.

 

Bolgreep

Het gebruik van polsen, handen en vingers om een bolvormig object te omvatten, vast te pakken en te manipuleren (flexie van duim en vingers).

 

Pengreep

Het gebruik van polsen, handen en vingers om een object tussen de toppen van twee vingers en de duim vast te pakken en te manipuleren, ook wel driepuntsgreep genoemd (de duim tegenover twee vingers plaatsen).

 

Pincetgreep

Het gebruik van polsen, handen en vingers om een object tussen de toppen van de duim en één vinger vast te pakken en te manipuleren (de duim tegenover een vinger plaatsen).

 

Sleutelgreep: het gebruik van polsen, handen en vingers om een object tussen de duim en een vinger te klemmen en te manipuleren. De duim moet tegen het eerste / tweede kootje van de (wijs)vinger gedrukt kunnen worden om fijne grepen met enige kracht te kunnen uitoefenen.

 

Cilindergreep

Het gebruik van polsen, handen en vingers om staafvormig object vast te pakken en te manipuleren, (vingers vormen een haak om het object, duim sluit de haak).

 

Knijp/grijpkracht

Het gebruik van polsen, handen en vingers om kracht op een object uit te oefenen.

 

Fijn -motorische hand/vingerbewegingen

Het gebruik van polsen, handen en vingers om nauwkeurige vingerbewegingen uit te oefenen met gedoseerde krachtsuitoefening.

 

Repetitieve hand/vingerbewegingen

Het gebruik van polsen, handen en vingers om frequent herhaalde bewegingen uit te voeren om objecten te manipuleren.

 

Tastzin

Het waarnemen van indrukken via aanraking.
 

Toetsenbord bedienen en muis hanteren

Het bedienen van de standaardmiddelen om een computer te gebruiken

 

Werken met toetsenbord en muis

Het bedienen van de standaardmiddelen voor computergebruik gedurende de werkdag.

 

Schroefbewegingen met hand en arm

Gecoördineerde activiteit van vingers, hand en arm om een voorwerp, met enige krachtsinspanning, een slag te draaien, te buigen ofte vervormen.

 

Reiken

Het actief verplaatsen van de handen door strekken en buigen van de armen.

 

Frequent reiken tijdens het werk (ongeveer 20 keer per minuut) 

Het veelvuldig actief verplaatsen van de handen door strekken en buigen van de armen tijdens de werkdag, doorgaans niet verder gestrekt dan aangegeven onder item IV.8 (reiken).

 

Buigen

Het voorover buigen van het bovenlichaam en kort daarna weer in de uitgangshouding terugkeren.

Zie item IV. 11 (frequent buigen tijdens het werk).

 

Frequent buigen tijdens het werk (ongeveer 10 keer per minuut) 

Het veelvuldig voorover buigen van het bovenlichaam en kort daarna weer in de uitgangshouding terugkeren tijdens de werkdag, doorgaans niet verder voorover gebogen dan aangegeven onder item l V. 10 (buigen).

 

Torderen

Het zijwaarts naar achteren draaien van het bovenlichaam en kort daarna weer in de uitgangshouding terugkeren.

 

Duwen of trekken

Met inzet van het eigen lichaamsgewicht, op voorwerpen duw - of trekkracht uitoefenen, ongeacht of men zich zichzelf daarbij voortbeweegt.
        

Tillen of drage

Tillen: het met de hand(en) oppakken, gedurende korte tijd vasthouden en weer neerzetten van voorwerpen met een gewicht van tenminste ongeveer 1 kg (meer dan 500 gram). Dragen: het verplaatsen van voorwerpen met een gewicht van tenminste ongeveer 1 kg (meer dan 500 gram) met: gebruik van de hand(en) en arm(en).

 

Frequent lichte voorwerpen hanteren tijdens het werk (ongeveer 10 keer per minuut) 

Hanteren door tillen: het veelvuldig met de hand(en) oppakken, gedurende korte tijd vasthouden en weer neerzetten van voorwerpen met een gewicht van ruim 1 kg tijdens de werkdag.

Hanteren door dragen: het veelvuldig verplaatsen van voorwerpen met een gewicht van ruim 1 kg met gebruik van de hand(en) en arm(en) tijdens de werkdag.

 

Frequent zware lasten hanteren tijdens het werk (ongeveer 10 keer per uur)  

Hanteren door tillen: het veelvuldig met de hand(en) oppakken, gedurende korte tijd vasthouden en weer neerzetten van voorwerpen met een gewicht van ongeveer 15 kg tijdens de werkdag

Hanteren door dragen: het veelvuldig verplaatsen van voorwerpen met een gewicht van ongeveer 15 kg met gebruik van de hand(en) en arm(en) tijdens de werkdag.

 

Hoofdbewegingen maken  

Het hoofd in alle richtingen bewegen.

 

Lopen

Het zich te voet verplaatsen gedurende een bepaalde tijd achtereen.

 

Lopen tijdens het werk

Het zich te voet verplaatsen gedurende een bepaald aandeel van de totale werkdag, doorgaans niet langer achtereen dan aangegeven met item IV. 18 (lopen).

 

Trappenlopen

Het oplopen en/ of aflopen van trappen met horizontale vlakke treden, waarbij normaliter de hulp van handen niet noodzakelijk is.

 

Om een idee te krijgen;

een bordes is        1-5 treden

een portiektrap is  5-6 treden

een nieuwbouwetage is   13-14 treden

een oud grachtenpand is17-19 treden

een kantoor etage is       17-18 treden

een fabrieksetage is        17 - 22 treden

 

Klimmen

Het zich verticaal verplaatsen via ladders, constructies, klimijzers, dijken, daken, in en uit vrachtauto's et cetera, waarbij de hulp van de bovenste extremiteit noodzakelijk is.

 

Knielen of hurken

Het buigen van knieën en heupen om het lichaam op (één van beide) knieën of beide voeten te laten rusten, en kort daarna weer terugkeren in de uitgangshouding.

 

Overige beperkingen van het dynamisch handelen 

Beperkingen in aspecten van het dynamisch handelen die niet of onvoldoende aan de orde zijn gekomen in de voorgaande items (1-22) van deze rubriek.

 

Specifieke voorwaarden voor het dynamisch handelen in arbeid 

Voorwaarden die gerealiseerd moeten zijn om de cliënt, ondanks zijn of haar beperkingen in dynamisch handelen, in staat te stellen om in arbeid te functioneren.

 

Rubriek V: Statische houdingen

 

Zitten

De lichaamshouding aannemen waarbij het lichaam rust op het zitvlak en deze houding gedurende een bepaalde tijd achtereen handhaven.

 

Zitten tijdens het werk

In zittende houding werken gedurende een bepaald aandeel van de totale werkdag, doorgaans niet langer achtereen dan aangegeven met item V.1 (zitten).

 

Staan

De lichaamshouding aannemen waarbij het lichaam rust op de benen waarvan er tenminste één vrijwel is gestrekt, en die houding gedurende een bepaalde tijd achtereen handhaven.

 

Staan tijdens het werk 

In staande houding werken gedurende een bepaald aandeel van de totale werkdag, doorgaans niet langer achtereen dan aangegeven met item V.3 (staan).

 

Geknield of gehurktactief zijn

De lichaamshouding aannemen waarbij knieën en heupen gebogen zijn en het lichaam op (één van beide) knieën of beide voeten rust, en deze houding gedurende enige tijd achtereen handhaven.

 

Gebogen en/of getordeerd actief zijn 

De lichaamshouding aannemen waarbij het bovenlichaam voorover gebogen is en/of zijwaarts naar achteren gedraaid, en deze houding gedurende enige tijd achtereen handhaven.

 

Boven schouderhoogte actief zijn

Het verrichten van werkzaamheden boven schouderhoogte, ongeacht vanuit welke lichaamshouding.

 

Het hoofd in een bepaalde stand houden tijden het werk

Het hoofd in een gedraaide stand brengen en die houding gedurende enige tijd achtereen handhaven.

 

Afwisseling van houding

De mogelijkheid hebben om te veranderen van werkhouding, volgens specificaties van de verzekeringsarts

 

Overige beperkingen van statische houdingen  

Beperkingen in aspecten van statische houdingen die niet, of onvoldoende aan de orde zijn gekomen in de voorgaande items van deze rubriek.

 

Specifieke voorwaarden voor statische houdingen in arbeid  

Voorwaarden die gerealiseerd moeten zijn om de cliënt, ondanks zijn of haar beperkingen in statische houdingen, in staat te stellen om in arbeid te functioneren.
 

Rubriek VI: Werktijden

 

Perioden van het etmaal

Vier dagdelen van gelijke duur: voormiddag, namiddag, avond en nacht.
 

In het CBBS worden 4 dagdelen onderscheiden:
Voormiddag          06.00-12.00 uur

Namiddag             12.00-18.00 uur   

Avond                  18.00-00.00 uur   

Nacht                  00.00-06.00 uur

 

Uren per dag

Het aantal werkuren per dag

 

Uren per week

Het aantal werkuren per week.

 

Overige beperkingen ten aanzien van werktijden

Beperkingen ten aanzien van werktijden die niet, of onvoldoende aan de orde zijn gekomen in de voorgaande items van deze rubriek.



 
   
EINDE IN INIT_NORMAL()