Deze website wordt niet meer bijgewerkt.
Ik blijf echter schrijven over arbeidsongeschiktheid.
Op www.maok.nl kunt u mijn nieuwe artikelen vinden
 
 
Zoeken naar
 
 
 

Re-integratie instrumenten, Voorzieningen


Dit artikel gaat over de werkgever met een werknemer die tijdens het dienstverband beperkingen heeft gekregen en die de werkgever op basis van zijn wettelijke verplichtingen moet re-integreren. Het gaat ook over de werknemer die met beperkingen bij de werkgever in dienst treedt. Voor de WAJONG populatie gelden aparte of aanvullende regels. Om hun kosten te beperken zijn er een beperkt aantal met vele mitsen en maren omgeven regelingen bedacht, waaronder voorzieningen (als bedoeld in artikel 35 WIA) aan de beperkte werknemer. Hieronder de grote lijn, niet alle mitsen en maren zijn opgenomen, wel veel. U kunt ook de folder en het aanvraagformulier van het UWV raadplegen; Het re-integratie besluit kan u ook inzicht geven, er is ook een snel-zoek-versie Re-integratiebesluit.

 

De mitsen en maren van de voorzieningen;

  • voor werknemers die arbeid in dienstbetrekking verrichten,
  • niet voor WSW-dienstverbanden,
  • alleen indien sprake is van structurele functionele belemmeringen bij het verrichten van arbeid als gevolg van ziekte of gebrek,
    • die naar verwachting langer dan een jaar gaat duren,
  • gezocht wordt naar de goedkoopste adequate oplossing,
  • proportionaliteit is een afweging,
  • voorzieningen moeten op het individu gericht zijn,
    • ze mogen niet algemeen gebruikelijk zijn,
    • geen kruimelvoorzieningen,
    • het UWV hanteert normbedragen, vastgelegd in beleidsregels,
    • vanwege de flexibiliteit van de werknemer moet gezocht worden naar meeneembare voorzieningen.
  • voorzieningen die vanuit andere beleidsterreinen of werkgever verleend kunnen/moeten worden ten laste behoren te komen van die andere terreinen,
  • alleen als een voorziening vrijwel uitsluitend noodzakelijk is voor de werksituatie, kan vergoeding door het UWV aan de orde zijn.

 

Het gaat om voorzieningen toekennen die strekken tot;

  • behoud, herstel of bevordering van de mogelijkheid tot het verrichten van arbeid,
  • het volgen van de scholing of
  • opleiding of
  • het verrichten van arbeid op een proefplaats.

 

Een limitatieve lijst; het kan gaan om;

  1. een vervoersvoorziening voor het bereiken van het werk of de plaats waar een opleiding wordt genoten. Deze vervoersvoorziening kan worden aangevuld met een vergoeding van de kosten van vervoer in de privé situatie,
  2. inhuren van een tussenpersoon ter ondersteuning van werknemers die slecht zien, horen of motorisch beperkt zijn, intermediaire activiteitenten behoeve van mensen met
    • een visuele,
    • auditieve of
    • motorische handicap (voorleeshulp, doventolk, hulp bij het opbergen van dossiers),
  3. niet algemeen gebruikelijke meeneembare voorzieningen voor opleiding of werk. Ze moeten specifiek voor de beperkte werknemer nodig zijn, het gaat om voorzieningen;
    1. ten behoeve van inrichting van arbeidsplaats,
    2. productie- en werkmethoden,
    3. inrichting van opleidingsplaats en
    4. de bij arbeid of opleiding te gebruiken hulpmiddelen,
  4. persoonlijke ondersteuning ter compensatie van de beperkingen, een zogenaamde job coach.

 

Het UWV kan voor privé vervoer;

  • op aanvraag,
  • een vervoersvoorzieningen toekennen,
  • die strekken tot verbetering van zijn leefomstandigheden en
  • die deel uitmaken van dan wel rechtstreeks samenhangen met voorzieningen voor het werk.

 

Structurele functionele belemmeringen als gevolg van ziekte of gebrek

  • Arbeidsplaatsvoorzieningen kunnen worden verleend,
  • aan werknemers die in verband met structurele functionele beperkingen als gevolg van ziekte of handicap, die
  • zonder de voorziening hun werkzaamheden niet kunnen verrichten.

Het UWV moet in het concrete geval;

  • beoordelen of het gaat om beperkingen als gevolg van ziekte of handicap die tot beperkingen in het functioneren leiden, of
  • de aandoening en de beperkingen structureel zijn en
  • of de voorzieningen tegemoet komen aan de beperkingen.

 

Op de site van het UWV wordt de term als volgt gedefinieerd;

“Een structurele functionele beperking betekent dat u langdurig ziek of gehandicapt bent. Daardoor kan het voor u moeilijk  zijn om te werken of om werk te vinden”.

 

Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Het uitgangspunt is dat;

  • het is niet de bedoeling dat kosten of diensten worden vergoed die in het algemeen door mensen in verband met werk (in een bepaalde bedrijfstak) worden aangeschaft of gebruikt, ook al hangt de aanschaf of het gebruik samen met een ziekte of gebrek,
  • het oordeel of een bepaalde aanpassing als algemeen gebruikelijk is te beschouwen kan in de loop van de tijd veranderen. Een bepaalde aanpassing die aanvankelijk niet algemeen gebruikelijk is, kan dat na verloop van tijd wel worden.

 

Op individu gericht

  • Waar mogelijk worden meeneembare voorzieningen verleend,
  • dit bevordert namelijk de mobiliteit op de arbeidsmarkt,
  • bij de toekenning wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de specifieke belemmeringen die de betrokkene kent.

 

Geen kruimelvoorzieningen of subsidie bij geringe kosten

De kosten moeten hoger zijn dan 1,85 maal minimumloon per dag, per 01-07-2009: € 64,55. Indien er in een kalenderjaar meer kruimelvoorzieningen noodzakelijk zijn en de gezamenlijke waarde daarvan het drempelbedrag overtreft, kunnen de voorzieningen voor subsidiëring in aanmerking komen. Die drempel is beduidend lager dan de voorzieningen die aan de werkgever verstrekt kunnen worden. De drempel is ook in de bijlage bij de normbedragen genoemd, zie het kader.

 

Meeneembare voorzieningen

Onder de meeneembare voorzieningen vallen bijvoorbeeld een speciaal aangepaste bureaustoel. Let er daarbij op dat een goede stoel conform de arbo norm door de werkgever moet worden verstrekt, algemeen gebruikelijk is, en dus niet voor vergoeding in aanmerking komt. Een speciaal aangepast toetsenbord of een muis, een speciale rolstoel voor op het werk, een speciaal hoortoestel voor gebruik op het werk of orthopedische werkschoenen vallen hier wel onder.

 

Bij een aantal voorzieningen zijn er door het UWV normbedragen gesteld, zie daarvoor de bijlage bij de beleidsregels in het kader vermeld. Dit zijn;

  • communicatievoorziening voor doven en slechthorenden in werk- en onderwijssituaties, de doventolk,
  • technische apparatuur,
  • daisyspeler,
  • pc configuratie,
  • hoortoestel,
  • voorzieningen met beheersaspecten,
  • job coach/ persoonlijke ondersteuning,
  • intermediaire activiteiten,

 

Vaak geldt dat de voorziening ook privé bruikbaar is. Als een werknemer kan aantonen dat het werk een specifieke voorziening vraagt die niet gebruikelijk is voor de privé situatie kan een voorziening verstrekt worden.

 

Hoortoestellen

Over hoortoestellen is veel te doen geweest nu ook de zorgverzekeraar een vergoeding verstrekt die niet altijd voldoende is voor de oplossing die voor het werk optimaal is. Uit onderstaande tekst uit een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep uit 2009, LJN BI1281, de volgende tekst voor de gedachtevorming;

 

Ingevolge artikel 35, eerste lid, van de Wia, kan Uwv, voor zover hier van belang, aan de persoon met een naar het oordeel van Uwv structurele functionele beperking, en die arbeid in dienstbetrekking verricht, op aanvraag voorzieningen toekennen die strekken tot behoud, herstel of bevordering van de mogelijkheid tot het verrichten van arbeid. In het tweede lid van artikel 35 van de Wia is, voor zover hier van belang, bepaald dat onder voorzieningen als bedoeld in het eerste lid uitsluitend worden verstaan meeneembare voorzieningen ten behoeve van de inrichting van de arbeidsplaats, de productie- en werkmethoden en de bij de arbeid te gebruiken hulpmiddelen, die in overwegende mate op het individu van de persoon, bedoeld in het eerste lid, zijn afgestemd. Artikel 35, vierde lid, van de Wia bepaalt dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur met betrekking tot dit artikel nadere regels kunnen worden gesteld.

 

Aan artikel 35, vierde lid, van de Wia is uitvoering gegeven door vaststelling van het Re-integratiebesluit. Artikel 2 van het Re-integratiebesluit bepaalt dat een voorziening als bedoeld in artikel 35 van de Wia niet wordt verleend indien het een voorziening betreft die a) algemeen gebruikelijk is of b) waarvoor vergoeding op grond van een andere wettelijke regeling mogelijk is. Ingevolge het tweede lid van artikel 2 van het Re-integratiebesluit kan, in afwijking van het eerste lid, onderdeel b, een in dat lid bedoelde voorziening worden verleend indien deze dient ter vergoeding van voorzieningen waarvoor vergoeding op grond van een andere wettelijke regeling mogelijk is en die vrijwel uitsluitend is geïndiceerd voor de werksituatie, dan wel vrijwel uitsluitend kan worden gebruikt voor of in de werksituatie. Artikel 2, derde lid, van het Re-integratiebesluit luidt als volgt: Bij de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt bij de beoordeling en berekening van de kosten en de verlening van een voorziening als bedoeld in het eerste en tweede lid uitgegaan van de goedkoopste adequate voorziening.

 

In zijn meergenoemde uitspraken van 28 maart 2007 heeft de Raad geoordeeld dat Uwv op grond van artikel 2, tweede lid, van het Re-integratiebesluit bevoegd is voorzieningen toe te kennen in de vorm van het vergoeden van hoortoestellen waarvan de specificaties zijn ingegeven door de werksituatie. De Raad ziet geen wettelijke belemmeringen voor een ruime uitleg van dit artikel, met dien verstande dat de redelijke meerkosten van het voor de werksituatie adequate hoortoestel voor vergoeding in aanmerking komen, óók indien de hoortoestellen tevens in de privésituatie nodig zijn.

 

De Raad stelt vast dat, zoals onder meer blijkt uit het besluit van 19 november 2007, tussen partijen niet in geschil is dat appellant de hoortoestellen nodig heeft in de werksituatie. Dat de hoortoestellen werknemer ook ten goede komen in de privésfeer is dan niet meer van betekenis. De rechtbank heeft dit niet onderkend, zodat de aangevallen uitspraak, voor zover daarbij de rechtsgevolgen in stand zijn gelaten, voor vernietiging in aanmerking komt.

 

Bij het besluit van 19 november 2007 heeft Uwv, anticiperend op de ter zake per 1 januari 2008 geldende beleidsregels, de vergoeding van de hoortoestellen vastgesteld op € 700,-- per hoortoestel, in totaal derhalve op € 1.400,--. Nu Uwv met dit besluit niet geheel tegemoet is gekomen aan werknemer, die immers een vergoeding van € 2.438,-- had gevraagd, zal de Raad met overeenkomstige toepassing van de artikelen 6:18 en 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het beroep tegen het besluit van 17 augustus 2006 mede gericht achten tegen het besluit van 19 november 2007.

 

Daargelaten of anticipatie op het nieuwe beleid van Uwv ten aanzien van de vergoeding van hoortoestellen in de situatie van werknemer aanvaardbaar is, overweegt de Raad dat het maximeren van de vergoeding voor hoortoestellen weliswaar in beginsel niet onredelijk is, maar dat het bepaalde in artikel 2, derde lid, van het Re-integratiebesluit meebrengt dat aan de hand van de bijzondere omstandigheden van het concrete geval zal moeten worden beoordeeld of met de maximale vergoeding een niet alleen goedkoopste, maar ook adequate voorziening kan worden verleend.

 

Nu werknemer gemotiveerd heeft aangegeven dat twee Opticon hoortoestellen in zijn specifieke situatie noodzakelijk zijn, kan Uwv niet zonder nadere motivering volstaan met de toekenning van een gemaximeerd bedrag van € 1.400,--.

 

Er is nu dus een norm (zie UWV site onderaan vermeld) voor hoortoestellen, doch die is niet altijd voldoende. De Centrale Raad geeft hier aan dat het UWV die norm best mag stellen, doch bij een weigering het meerdere te vergoeden moet motiveren waarom met de maximale vergoeding een adequate voorziening kan worden verleend.

 

Praktische hulp op het werk

Onder voorzieningen ter ondersteuning van mensen die beperkingen hebben aan hun bewegingsapparaat of slecht zien of horen vallen onder andere de doventolk, voorleeshulp en hulp bij praktische belemmeringen als gevolg van de beperking. Dit is een ander soort voorziening dan de jobcoach/persoonlijke ondersteuning. In de werksituatie hebben ze maximaal 15% van de werktijd recht op hulp. Er is een hardheidsclausule die soelaas moet bieden bij bijzondere situaties. Afwijking van die 15% is zeker mogelijk als het gaat om incidentele extra ondersteuning. Voor een duurzaam beroep op hulp boven de norm ligt het wat moeilijker. Het UWV heeft beleidsregels vastgesteld waarin één en ander verder is geregeld, zie het kader.

 

Jobcoach

Een jobcoach is bedoeld voor training en begeleiding. Het doel is een werknemer op gang te helpen en hem daarna te ondersteunen zodat hij geheel of bijna geheel zijn werk zelfstandig kan gaan uitvoeren. Het is bedoeld om de werkgever te ontlasten indien de werknemer door zijn handicap vooral in het begin meer begeleiding nodig heeft dan andere werknemers. Het kan gaan om werknemer die moeilijker de vaardigheden die het werk vereisen onder de knie krijgen vanwege motorische beperkingen. Een job coach kan ook worden ingezet wanneer de werknemer door een verstandelijke beperking trager is of moeite heeft met communicatie. Ook kan de job coach worden ingezet om de collega’s begrip te kweken voor de handicap van de beperkte werknemer. Het eerste jaar kan een jobcoach voor maximaal 15% van de werktijd worden ingezet, het tweede jaar 7,5 % en daarna 6%. Dit is het maximum. Per geval zal worden beoordeeld of die inzet wel noodzakelijk is.

Een jobcoach kan door de werknemer zelf worden gekozen maar moet werken bij een door het UWV erkende jobcoach-organisatie. Hoewel het soms praktisch zou zijn kan de job coach niet een werknemer bij hetzelfde bedrijf zijn. De extern gekozen jobcoach heeft een coachende/sturende taak.

 

Om de samenwerking tussen werkgevers, UWV en jobcoach-bedrijven te vereenvoudigen zijn er in samenspraak beleidsregels opgesteld door het UWV. Zie het kader. Over de begeleidingsintensiteit staat er bijvoorbeeld in;

De hoeveelheid begeleiding die de cliënt toegekend krijgt, wordt uitgedrukt als percentage van het aantal door de cliënt te werken uren per kalenderjaar. Het protocol kent in het eerste jaar vier begeleidingsregimes: een zeer licht, licht, midden en intensief regime (zie tabel 1). In het tweede jaar vallen het zeer lichte en lichte regime samen. In het derde jaar (en verder) komt daar ook het midden regime bij. Na jaar drie blijven de regimes gelijk. De keuze voor een begeleidingsregime bij de aanvraag geeft aan welk verloop van de begeleidingsintensiteit de cliënt naar verwachting nodig heeft. Blijkt het regime op een gegeven moment niet meer te voldoen, dan kan elk halfjaar van regime gewisseld worden. Is bijvoorbeeld na twee jaar voor een cliënt die in het midden regime zit de overgang van 5% begeleidingsuren naar 3% begeleidingsuren een stap te ver, dan kan de jobcoach voorstellen over te gaan op het intensieve begeleidingsregime, dat in jaar 3 een percentage van 6% kent.

Uitzonderingen

Het protocol is ontwikkeld om de toekenningsprocedure te stroomlijnen en biedt daarom een kader voor de vaststelling van de omvang van de begeleiding. In voorkomende gevallen kan de AD adviseren om te variëren op de als uitgangspunt gekozen begeleidingsregimes en de omvang van de begeleiding. Dat wil zeggen dat de AD de voorziening kan toekennen in gevallen waar het protocol een afwijzing suggereert en omgekeerd en ook tot een meer of minder intensieve begeleiding kan komen dan het kader van het protocol aangeeft.

In de beleidsregels staan voldoende handvaten om het eventuele recht vast te stellen. Er gelden ook hier normbedragen vermeld in de bijlage die in het kader is vermeld.

Een jobcoach wordt vaak gebruik bij werknemers die bij een nieuwe werkgever gaan werken tijdens hun inwerkperioden en daarna om de voortgang te bewaken. Het is ook goed mogelijk een jobcoach in te zetten bij werknemers die al in dienst zijn en nadat er beperkingen aan de orde zijn zoals een gehoor of visuele beperking, maar ook na bijvoorbeeld hersenbeschadiging, het optreden van ernstiger vormen van psychiatrische ziektebeelden of andere beperkingen in het persoonlijk of sociaal functioneren, weer aan de gang geholpen moeten worden maar de werkgever daarvoor geen tijd of mogelijkheden heeft.

 

Vervoersvoorziening

De vervoersvoorziening kan alleen worden toegekend als het gezinsinkomen lager ligt dan 70% van het maximale premieloon per jaar. Het max premieloon is in 2010 vastgesteld voor een loontijdvak van één dag op: € 186,65, hetgeen bij de norm van 70% uitkomt op ongeveer € 34.000,- bruto per jaar.

Er zijn echter uitzonderingen, denk hierbij aan;

  • een vergoeding van de kosten van aanpassing van een vervoermiddel of een vergoeding van een in een vervoermiddel aangebrachte faciliteit, voor zover de aanpassing of de faciliteit noodzakelijk is in verband met ziekte of gebrek;
  • een vergoeding voor de aanschaf of een verstrekking van een vervoermiddel voor het vervoer buitenshuis dat is bestemd voor het gebruik door een persoon met een ziekte of gebrek;
  • een vergoeding van de meerkosten van de aanschaf en het gebruik van een bijzonder type auto die samenhangt met ziekte of gebrek, voor zover deze meerkosten niet meer bedragen dan het verschil tussen de kosten van de aanschaf en het gebruik van een auto die door het UWV wordt beschouwd als een referentieauto en de kosten van de aanschaf en het gebruik van een auto die door het UWV zou zijn toegekend indien er sprake zou zijn geweest van een bruikleensituatie;
  • de vergoeding van het gebruik van een rolstoeltaxi die strekt tot verbetering van de leefomstandigheden en die vergoeding niet meer bedraagt dan het verschil tussen het door het UWV vastgestelde normbedrag voor de vergoeding van het gebruik van een rolstoeltaxi en het door het UWV vastgestelde normbedrag voor de vergoeding van het gebruik van een taxi.
  • de vergoeding van het gebruik van een taxi of rolstoeltaxi om de werkplek te kunnen bereiken en die vergoeding niet meer bedraagt dan het verschil tussen de kosten van het gebruik van een taxi of rolstoeltaxi en het door het UWV vastgestelde normbedrag voor het gebruik van een eigen auto,
  • een vergoeding van de kosten die iemand moet maken voor het kunnen volgen van rijlessen in een aangepaste auto en die vergoeding niet meer bedraagt dan het verschil tussen de kosten van het volgen van autorijlessen in een niet-aangepaste auto en het volgen van autorijlessen in een aangepaste auto,
  • een vergoeding van vervoerskosten in verband met het volgen van scholing.

Overigens kunnen degenen die extra vervoerskosten hebben vanwege ziekte of gebrek ook gebruik maken van de faciliteiten in de fiscale wetgeving. Wanneer echter al aanspraak wordt gemaakt op vergoedingen in het kader van de Wet WIA, waaronder deze Re-integratieregeling, kan niet daarnaast voor dezelfde voorzieningen ook nog eens een beroep worden gedaan op de fiscale regelgeving.

 

De voorziening kan op diverse manieren worden toegekend;

  • vergoeding voor de aanpassing van een auto of fiets,
  • een bruikleen auto,
  • vergoeding van vervoer per eigen auto,
  • vergoeding van taxivervoer,

Als de werknemer ook voor scholing of de privésituatie is aangewezen op een vervoersvoorziening kan die worden gecombineerd zodat niet ook de gemeente zich met het vervoersprobleem bezig hoeft te houden

 

De keuze is afhankelijk van de situatie. Er gelden vele regels en uitzonderingen. Voor werknemers met beperkingen die blijvend zijn of in ieder geval meer dan een jaar lijken te gaan duren kan de vervoersvoorziening een oplossing zijn voor het woon-werk verkeer. Als het vervoerprobleem ook in het privéleven speelt kan daar ook een vergoeding voor komen zodat de werknemer niet naar de gemeente hoeft te gaan.

 

Voor de vervoersvoorzieningen zijn er per categorie normbedragen genoemd in de bijlage bij de beleidsregels van het UWV, zie het kader. Er is wat geregeld over de;

  • kilometervergoeding motor invalidenwagen,
  • taxivervoer of auto, de afweging,
  • referentieauto,
  • inkomensgrenzen vervoersvoorziening,
  • km vergoeding bruikleenauto,
  • eigen bijdrage reparaties/risico’s,
  • km vergoeding auto in bezit,
  • aftrek algemeen gebruikelijke kosten,
  • taxikostenvergoeding leefvervoer,
  • rijles,
  • begeleidingskosten.

 

Kinderopvang

Tijdens re-integratie activiteiten is het voor mensen met een uitkering mogelijk een vergoeding te krijgen voor kinderopvang, zie ook de informatie van het UWV. Het is mij niet duidelijk of de vergoeding ook kan worden verkregen als er nog een dienstbetrekking is. Mijn eerste indruk is dat dit niet het geval is. De wetgeving is te complex om zonder veel studie een antwoord op te vinden en de site van het UWV is onduidelijk op dat punt. Omdat het niet vaak zal voorkomen verwijs ik hier kortheidshalve naar de wet kinderopvang, een verwijzing vindt u onderaan.


Wet- en regelgeving
Meer...

sites belastingdienst
Premiekorting arbeidsgehandicapte werknemer
belastingdienst

Meer...

UWV sites

UWV formulieren werkgevers
UWV
Meer...

Jurisprudentie op deze site

Re-integratie-instrumenten; een greep uit de jurisprudentie

          

Jurisprudentie op Rechtspraak.nl, LJN
Meer...



 
   
EINDE IN INIT_NORMAL()